Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis Vanaf 1 januari 2025 wordt dat Iedere eerste maandagochtend en derde woensdagochtend van de maand. |
Blikhalm
De Blikhalm is een voormalig gehucht onder Brouwhuis.
Het gehucht de Blikhalm hoorde vroeger bij Vlierden en is nu door de gemeente Helmond omgevormd tot een onderdeel van een industrieterrein. In 1399 werd het voor het eerst vermeld als ‘den goide ten Blichellinc’. Het bestond toen uit een hoeve die eigendom was van de familie Van Bruheze. Het gehucht telde in 1920 officieel vier huizen.[1] Evenals het grootste deel van de Achterste Beersdonk werd het gehucht in de laatste decennia van de 20e eeuw opgeofferd voor de aanleg van het Bedrijventerrein Zuidoost-Brabant.
Naamsverklaring[bewerken | brontekst bewerken]
De naam kwam daarna onder allerlei varianten voor, zoals ‘Blinckhellinck’ en ‘Blichelmer’, tot het rond 1630 definitief Blikhalm werd. Het element blik in de naam duidt op een uitgeveend ven. Mogelijk betekent de naam dus "een verhoging in het landschap in de onmiddellijke nabijheid van een "blik" of uitgemoerd ven.[2]
Rond 1400 had Willem Aartzoon van Doerne, gehuwd met een zekere Elisabeth (van Bruheze?), de hoeve in eigendom. Een deel ervan stond hij in 1438 af aan zijn zwager Aart Goyart Thijszoon. Rond die tijd was een ander deel eigendom van meester Jan van Hintham, de zoon van Wouter van Hintham. Meester Jan was van beroep klokkengieter en gebruikte de hoeve dus als geldbelegging. Hij was getrouwd met Jutta van Doerne, de dochter van Aart van Doerne, een zuster dus van voornoemde Willem. Via Lucia, de weduwe van Dirk van Stralen en dochter van Willem Looijer, de natuurlijke zoon van meester Jacob Greij, ging uiteindelijk Dirk Jans van Bruheze er de scepter zwaaien. Hij bezat de hoeve vanaf 1462 tot ongeveer 1487. Dirk had een zuster, Wauterke genaamd, die intrad in het klooster van O.L. Vrouw van Munster te Roermond en die ook haar aandeel in de Blikhalm had.
Voor Marcelis Peterszoon de Visser was het heel lastig om zijn landerijen in de directe omgeving van de Blikhalm vlot te bereiken. Dirk Jans van Bruheze sloot daarom een akkoord met hem, mede voor al zijn nakomelingen, waarin hem wordt toegestaan over de hoeve te rijden en hij mocht er bovendien ook zijn paarden, ossen en vee drijven, maar voor schapen was het verboden terrein.
In 1487 kocht Simon van Gheel, een zwager van Dirk van Bruheze, de hoeve. In 1511 werd de boerderij voor 8 jaren verpacht door de kinderen van Jan Heijm aan Jan Janssoen van der Zanden voor een jaarlijkse rente van 7 Rijnsguldens. Buiten deze financiële verplichting had de pachter zich ook te houden aan de volgende pachtcondities:
- Daar waar het noodzakelijk was, moest hij het dak laten dekken met 6 vimmen stro en hij hij moest de strodekker van eten en drinken voorzien.
- Hij moest gebruik maken van zijn eigen vee en dus niet, zoals ook wel gebruikelijk was, van een deel van de veestapel van de verpachter.
- Er werd van hem verwacht dat hij het timmerwerk aan het huis liet verrichten als de staat van onderhoud dat vereiste en het daartoe nodige gereedschap moest hij zelf halen.
- Hij moest de landerijen in goede toelinge houden, dus blijven bewerken.
Bovendien moet hij jaarlijks betalen:
- 2 mud rogge aan enkele personen te Sint-Oedenrode.
- 5 mud rogge aan de erfgenamen van Jan Sterkens.
- 2 mud rogge aan meester Philip Sweers.
- 1 mud rogge aan Peter van Amerongen.
- de grondcijnsen aan diverse lokale heren betalen.
In 1524 was Gijsbert, de zoon van Johannes Heijm en gehuwd met juffrouw Elizabeth de dochter van Simon van Gheel, de nieuwe eigenaar. In de periode 1540-1575 had de eigenaar blijkbaar geld nodig want er werden nogal wat renten uitgegeven zoals bijv. een rente van 9 gulden aan Goyart Moels. Hendrik Willemssoen van Eijck, gehuwd met Lijsbeth de dochter van Jan van der Zanden, gaf een rente van 3 gulden uit aan Hendrik Janszoon van der Zanden, gevolgd door een van 2 gulden en van 21 gulden. Uit een van die hypotheekakten blijkt nog eens overduidelijk dat het gebied rondom de Blikhalm, aangeduid met Kloostereind, toch wel terug te voeren is op het klooster van de Norbertijnen te Postel. In 1570 werd namelijk een rente van 9 gulden uitgegeven uit de hoeve de Blyckhelling, aan de ene zijde begrensd door de erffenisse des heere offte godtshuyse van Postel.
De familie van der Zanden en de achtereenvolgende erfgenamen bleven op de hoeve wonen. Zo kennen we inmiddels :
- Lenart Janszoon van der Zanden
- Jan Verhagen van Doerne, een zwager van Jan Lenarts
- Peerken Lenartssoen van der Zanden, gehuwd met de weduwe van Jan Ceelkens Verhagen
- Peter Jan Lenarts
- Jan Willems gehuwd met Meriken Peter Jan Lenarts
- Lenart Driessen, gehuwd met Lijsken Jan Lenarts van der Zanden
- Jan Janssen van Gemert, de zwager van Lenart Jan Peters.
Met deze laatste zijn we beland in de eerste helft van de 18de eeuw en dan blijken er daar al meerdere hoeven te staan. In 1753 is er sprake van het oud huis met klein schuurke en bakhuis met de hof achter het huis en het nieuwe huis tegenover het oude huis en gelegen aan de Meulenkamp.
[Het oude slingerweggetje waaromheen de bebouwing lag geconcentreerd. De Blikhalm leek een wat geïsoleerd gehucht. (Foto Pieter Koolen)
De belangrijkste bewoners in de 18de eeuw op de Blikhalm zijn Hendrik Hendrik Meulendijks, Jan Wouters van der Heijden, gehuwd met Cristina de dochter van Jan van Gemert, Thomas Canters gehuwd met Dorothea, een dochter van Hendrik Jan Meulendijks. De derde Blikhalmse hoeve werd destijds bewoond door Teunis Driessen Verhees.
De lijst van hoevenaars wordt ondersteund door de huizenlijsten over de periode 1736-1798. Daarin vinden we 3 huizen vermeld onder de nummers 66, 67 en 68, maar waarbij aangetekend moet worden dat er tussen 1751 en 1781 op dit gehucht drie andere woningen tussen geplaatst zijn nl. huis nr.88 in 1756 gebouwd door Thomas Goort Canters [afgebrand in 1795 !], huis nr.96 uit 1776 wat het nieuwe armenhuisje is door de gemeente gebouwd tussen nr.66 en 88 en wat wordt bewoond door Anthony Verbakel en tenslotte huis nr.101 geplaatst tussen nr. 66 en 68 waarvan Thomas Canters ook eigenaar blijkt te zijn vanaf 1781. Deze bouwactiviteiten worden ondersteund door de informatie die we hebben over afgesloten leningen in die tijd zoals bv. Hendrik Meulendijks leent bij Arnoldus Lenarts f 400, bij Antonie Ramaer f 65 en bij Johan van den Boomen de molenaar van Stipdonk nog eens f 200. Jan Wouters van der Heijden leent bij de kinderen Vervordeldonk f 400., bij mejuffrouw Wilhelmina Ramaer te Gouda f 300. De familie Verhees verkoopt publiek de hoeve van Teunis Driessen Verhees aan Jan Wouters van der Heijden. Dat gebeurt in 1761 in het bijzijn van de volgende personen :
Thomas Teunissen Verhees uit Vlierden Peter Theunissen Verhees uit Mierlo Leendert Teunissen Verhees uit Deurne Willem van Dijk uit Lierop namens zijn vrouw Jan van Lierop uit Mierlo namens zijn vrouw Gijsbert van Bijsterveld gehuwd met Anneke Teunis Verhees met zijn 4 kinderen Johanna, Antonetta, Dirk en Mieke Peter Hendrix uit Aarle Rixtel gehuwd met Cristina Teunis Verhees Jan van Deursen uit Heeze/Leende gehuwd met Elisabeth Teunis Verhees en zijn kinderen Jan en Johanna.
Bij de erfdeling in 1790 tussen de kinderen van Thomas Canters en Dorothea Meulendijks krijgt Johannis van Tilburg gehuwd met Elisabeth Canters het oude huis en Willem Michiel Martens gehuwd met Jennemarie Canters het "lege huis", op dat moment dus onbewoond !
De huizenlijsten geven ons de volgende informatie ten aanzien van eigenaren en bewoners, waarbij verder de lijn wordt doorgetrokken na 1832, voor zover de huidige onderzoekgegevens het toelaten :
boerderij sectie A 344[bewerken | brontekst bewerken]
jaar | eigenaar | bewoner |
---|---|---|
1736 | Hendrik Meulendijks | Hendrik Meulendijks |
1781 | Anthony Ramaer | |
1786 | Antonie Reloe | |
1791 | Willem van Lierop | |
1798 | Johannes van Tilburg | Johannes van Tilburg |
1832 | Johannes Verbeek | |
1857 | Johannes Swinkels | Johannes Swinkels |
1874 | Johannis Swinkels namens Francina Neervens |
Boerderij sectie A 313[bewerken | brontekst bewerken]
jaar | eigenaar | bewoner |
---|---|---|
1736 | Jan van Gemert | Jan van Gemert |
1751 | Jan Wouters van der Heijden | Jan Wouters van der Heijden |
1798 | Mechelina van der Donk | Mechelina van der Donk |
1832 | weduwe Johannes van der Heijden | weduwe Johannes van der Heijden |
1867 | Jan van der Heijden | Jan van der Heijden |
1868 | Christiaan Maas | Christiaan Maas |
1885 | kinderen Maas | kinderen Maas |
1894 | Gerard van Kessel | Gerard van Kessel |
Op 9 juni 1868 werd de boerderij door de kinderen Van der Heijden verkocht aan Christiaan Maas 4250 gulden. In 1886 leenden de kinderen Maas 1.250 gulden bij Helena Maria van de Mortel, waarschijnlijk voor de bouw van een nieuwe boerderij of voor een grondige verbouwing. Gerard van Kessel, die de hoeve in 1894 voor 3.600 gulden overnam, was gehuwd met Johanna Maas.
Boerderij sectie A 350[bewerken | brontekst bewerken]
jaar | eigenaar | bewoner |
---|---|---|
1736 | Teunis Driessen Verhees | Teunis Driessen Verhees |
1751 | weduwe Teunis Driessen | weduwe Teunis Driessen |
1761 | kinderen Teunis Driessen | Gijsbert van Bijsterveld |
1766 | onbewoond | |
1771 | Christiaan van der Putten | |
1776 | Hendrik Jansen | |
1781 | Adam van de Kerkhof | |
1786 | Gijsbert Teunis Huijberts | |
1791 | Hendrik H. Meulendijks | |
1832 | Wilhelmina Verhoeven, weduwe van Willem Martens |
Armenhuis[bewerken | brontekst bewerken]
In 1775 richtte de armentafel van Vlierden er een armenhuisje op.
Brand van 1794[bewerken | brontekst bewerken]
Bij de brand van 20 december 1794 gingen maar liefst drie boerderijen in vlammen op.
Bronnen, noten en/of referenties |