Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Hoeve de Peeleik
Hoeve de Peeleik, ook herhaaldelijk genoemd als de Preeleik lag in het Vlierdense gedeelte van Brouwhuis.
De naam Peeleik werd pas vanaf de negentiende gebruikt, daarvoor werd voornamelijk de naam Preeleik, in allerlei spellingsvariaties, gebezigd. Er zijn veel aanwijzingen dat de benaming Preeleik in de loop van de tijden voor meer dan een hoeve op Brouwhuis heeft gegolden. De Preeleik-boerderijen hadden als gemeenschappelijk kenmerk dat ze schatplichtig waren aan de Brouwhuise kapel. Mogelijk kwamen ze voort uit één hoeve die een of meer splitsingen heeft ondergaan.
In 1740 is er voor het eerst sprake van het huis genaamd de Preeleijck. In dat jaar verkocht IJsbout Wouter IJsbouts deze hoeve aan Goort Jansen van Bree, die er al tenminste vanaf 1736 als pachter op boerde. Tot de hoeve hoorde ook de helft van een zogenaamde klamp tiende op Brouwhuis. De andere helft was van de kinderen Jan Welten. Op de hoeve rustte een last die, omgerekend naar geld, ruim 1059 gulden bedroeg. Van ouds moest namelijk uit de opbrengsten van deze hoeve, samen met een drietal andere boerderijen, jaarlijks 138 vaten rogge worden afgedragen aan de kapel van Brouwhuis.
Rond 1742 moesten de Brouwhuise landbouwers Goort Jansen van Bree, Gerrit Welten, Peter Jan Welten en Hendrik Peter Welten deze rente afdragen aan de rentmeester van de geestelijke goederen, dat was destijds Hendrik de Kempenaer. De Kempenaer kreeg in 1734 moeilijkheden met IJsbout Wouter IJsbouts, die hem nog 9 gulden schuldig was, en met Peter Jan Welten, Hendrik Peter Welten, Gerrit Jan Welten, Jacob Bogaers en Peter Wouters over een betalingsachterstand van ruim 11 gulden op de voornoemde jaarlijkse rente van 138 vaten rogge. Deze rente moest op de feestdag van Maria Lichtmis (2 februari) worden afgedragen. Uiteindelijk kwam hij tot een vergelijk met de voornoemde boeren.
De weduwe van Goort Jansen van Bree verpachtte later de hoeve achtereenvolgens aan Antonie Verbakel, die het financieel niet kon bolwerken, Peter van der Putten en Hendrik Jan Verhoeven.
In 1786 verkochten de kinderen en kleinkinderen van Goort Jansen van Bree de hoeve aan Jan van Tilburg, die tot dan op de Apostelhoeve in Mierlo woonde.
Tot de Preeleik moet ook gerekend worden de hoeve die al in 1670 bewoond werd door hoevenaar Hendrik Peter Welten. Hij werd in dat jaar vermeld als degene die jaarlijks 23 malder, overeenkomend met 138 vaten Peelse maat, rogge moest afdragen aan de rentmeester van de Geestelijke Goederen. Het is onbekend wanneer Hendrik Peter Welten op deze Brouwhuise boerderij kwam wonen, in ieder geval ruim voor 1650. In 1650 zat Hendrik Peter Welten in geldnood en moest een lening aangaan bij de Helmondse schout Lambrecht Becx. Hij bezwaarde zijn boerderij op Brouwhuis met een jaarlijkse rente van 30 gulden die op Sint Marcusdag (25 april) betaald moest worden. Uiteindelijk werd de lening in 1671 afgelost. Daarna is de boerderij generaties lang in handen van de familie Welten gebleven.
Toen een van de nazaten, de ongehuwd gebleven Peter Welten, in december 1790 overleed was hij eigenaar van een vijfde deel van drie vierde deel van het huis genaamd de Preel-Eijk op Brouwhuis, gelegen naast het eigendom van Jan van Tilborg. In 1791 gingen de kinderen Welten een scheiding en deling van de onroerende goederen aan, waarbij Jan Welten uit Deurne in het bezit kwam van de Preeleikse hoeve.
In 1821 werd de boerderij door vererving eigendom van de Deurnese Allegonda, dochter van Jan Welten en weduwe van Hendrik Peter Goossens, en de Vlierdenaar Pieter Jacobs, de zoon van Maria Jan Welten en Dirk Jacobs. Ze verhuurden in dat jaar de hoeve aan Hendrik van Tilburg.
In 1824 verkocht Pieter Jacobs zijn helft van de hoeve voor 500 gulden aan zijn broer Antony Jacobs.
Op 1 september 1834 verkocht Antony Jacobs uit Deurne aan zijn tante Allegonda Welten, de weduwe van Hendrik Goossens, de helft van de Preeleikse hoeve. De Preeleik werd in 1836 door de kinderen Goossens, wonend in Deurne, Oirschot, Uden en Bakel, publiek te koop aangeboden. Hoogste bieder was het Vlierdense raadslid Hendrik Verstappen met ƒ 2027,50. Bij de boerderij hoorde ruim 10 hectare grond. Uiteindelijk ging deze verkoop toch niet door en bij een boedelscheiding van de kinderen Goossens in 1842 kwam het goed in handen van de gezusters Catharina en Adriana Goossens.