Heeft u correcties, aanvullingen of foto's bij een artikel dan kunt u die hier mailen.
Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank!
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis

Kapel van Vlierden

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De kapel van Vlierden op een gravure van Spilman (1738) naar een tekening van Jan de Beijer uit 1685.
Bestand:TV14.055.JPG
De oude toren van Vlierden op de plek waar de katholieken tot 1648 hun kapel hadden en waar nu nog het grafkapelletje van de familie De Maurissens staat.

De kapel van Vlierden, gesticht rond 1232 door Maria van Brabant en toegewijd aan Onze Lieve Vrouw in Arbeid of in het Kraambed, was een eenvoudig gebouw met tot 1749 een houten toren.

Maria in het Kraambed

Volgens August Wichmans, in 1630 pastoor te Mierlo, was de Vlierdense kapel vroeger een ware bedevaartplaats die in de hele omtrek bekend stond. Hij legt in zijn geschriften een duidelijke relatie met Keizerin Maria van Brabant die volgens hem de stichteres van de kapel was. Wichmans kende natuurlijk zelf de kapel voordat deze in gereformeerde handen overging en was uiteraard op de hoogte van de populariteit van de kapel als bedevaartoord. Dat heeft hem geïnspireerd om het volgende voor het nageslacht vast te leggen:

Dit heiligdom wordt H. Maria in het Kraambed genoemd en er zijn, door de hulp en voorspraak van die zeer zuivere kraamvrouw, vroeger zeer veel wonderen geschied, getuige de constante overlevering van de voorvaderen en de ter plaatse opgehangen ex-voto's. Maar er zijn daar ook lang, voordat ketters de kerken plunderden, zeer kostbare sieraden bewaard die dezelfde keizerin aan haar zeer geliefde patrones en bevrijdster had toegewijd, zoals men duidelijk kan zien aan de vorm, de kleur en andere kentekenen, die volledig overeenkomen met sieraden van de abdij van Binderen.

Elders wordt er echter op gewezen dat in de oorspronkelijke Latijnse tekst het woord liberatrix stond, wat geïnterpreteerd kan worden als bevrijdster waarmee bedoeld zou kunnen zijn dat de H. Maria de keizerin destijds bevrijdde uit haar netelige positie toen zij wegzonk in het moeras. Maar het Latijnse woord liberare kan ook betekenen verlossen, het bevrijden van een kind uit de moederschoot. Letterlijk stond bij Wichmans te lezen Sancta Maria in Puerperio, waarbij het logischer is te denken aan Maria als helpster voor de moeders bij hun bevallingen. Ook wordt de vertaling O.L.Vrouw in de weeën gegeven. In de volksmond werd het Onze Lieve Vrouw ter Schoot, waarvan sommige zegslieden beweren dat er de naam Schooteind uit ontstaan zou zijn. Naamkundig gezien is deze interpretatie hoogst onwaarschijnlijk.[1]

Wanneer de bedevaarten naar de kapel van Vlierden begonnen zijn vermelden de bronnen niet, maar het feit dat gesproken wordt over de constante overlevering van de voorvaderen doet vermoeden dat Vlierden reeds lang als bedevaartplaats in trek was.

De comme

In 1541 werd Vlierden opgeschrikt door een onverwachte gebeurtenis. Voor de Vlierdense schepenbank speelde destijds een proces tussen ene Jan Schoefs en Aelken Robijns namens de voor- en nakinderen van Gielis Roefs. Aangezien de schepenbankprotocollen uit die periode verloren zijn gegaan kunnen we van dit proces verder niets reconstrueren, noch voor wat betreft de aanleiding noch de afloop. Het zal waarschijnlijk onder de Vlierdense bevolking van die dagen wel het gesprek van de dag geweest zijn. De processtukken berustten uiteraard bij de schepenbank, het toenmalige dorpsbestuur, maar men had de gewoonte om dit soort belangrijke stukken te bewaren in een gesloten kist met ijzeren sloten, ook wel comme genoemd, waarvan slechts enkele sleutels beschikbaar waren. Die kist werd meestal geplaatst in de Vlierdense kapel waar men hem goed bewaard achtte. Op een bepaald moment zijn onbekenden de kapel binnengedrongen en hebben de comme naar buiten gesleept, deze opengebroken en er een kelk, lijnwaad en juwelen uit ontvreemd en de vraag is of ze ook de bedoelde processtukken hebben gezocht om ze te verduisteren. Dat vermeldén de latere stukken niet. Pas anderhalf jaar later werd een akte opgetekend in het schepenbankprotocol van Deurne waar het hele relaas nog eens werd genoteerd. Daaruit blijkt dat toentertijd Heer Jan van der Heze, priester, Willem Ambrosius van der Heze, kerkmeester van de Vlierdense kapel en Jan van den Ravenacker H.Geestmeester te Deurne - de H.Geesttafel van Vlierden viel toen nog onder die van Deurne - en de getuigen Machiel van der Hoeven, Henrick Faes Mauwerts en Bartholomeus Lamberts Swertssoen, door de vorster van Deurne waren uitgenodigd om voor de schepenbank getuigenis der waarheid af te komen leggen over het voorval. En zij verklaarden in hun eigen bewoordingen het volgende:

dat omtrent geleden anderhalff jaer luttel min oft meer zeker quadoeners zijn geweest inder capellen tot Vlierden ende hebben aldair uter capellen gedragen die comme ende der capellen besloten kiste dair ontvert gebroken dair eenen kelck ut neemende met meer ander lijwaet ende juwelen, inde welcke comme ofte kiste waeren en werden bij de scepenen gereserveert die brieven prothocollen ende processen aldair tot Vlierden gepasseert ende is gebuert tselve ontverren ende openbreken bynnen middelen tijde hangende den processe inder bancke tot Vlierden tusschen Jannen Schoefs ter eenre ende Aelken Robijns inden naeme van den voirkynde ende nakynde wilneer Gielis Roefs saliger.

De genoemde priester Jan van der Heze was op dat moment waarschijnlijk de bedienaar van de kapel. In zijn eigenhandig geschreven testament van 1547, dat door notaris Gerardus Nouts uit Deurne werd openbaar gemaakt, vermaakt hij aan de kapel 4 Karolusguldens om daarmee de beeltenis van O.L.Vrouw te versieren. Dit zou een concrete aanwijzing kunnen zijn voor de Mariaverering ter plaatse. Men gaat er vanuit dat vlak voor de reformatie de toenmalige dienstdoende rector Jan Wouters het Mariabeeld in veiligheid heeft gebracht alsmede de in de kapel aanwezige sieraden en kerkelijke gewaden. De verblijfplaats ervan is echter totaal onbekend gebleven.

De kapel raakt langzaam in verval. Het is bekend dat tijdens de 16de en 17de eeuw diverse oorlogen hebben gewoed, roof- en plundertochten schering en inslag waren en dat de inwoners van de steden en van het platteland daar de tol van moesten betalen. Ook de gebouwen moesten het maar al te vaak ontgelden. Temidden van al dat oorlogsgeweld werd bij de Vlierdenaren de aandacht voor hun kapel overigens niet afgeleid.
Het schepencollege kwam in 1608 tot de conclusie dat een grondige inspectie naar de toestand van de kapel hoogst noodzakelijk was. Misschien is er op dat tijdstip wel iets heel bijzonders gebeurd met het kapelgebouw, omdat men er ineens zo uitgebreid aandacht aan besteedde. De dorpsrekening van 30 juni 1608 laat aan duidelijkheid niets te wensen over als de secretaris schrijft:

Item noch den selven dach heeft Wylbert Heynen met synen waghen tot Someren ghevaeren gheweest ende heeft daer den land(d)eken gehaelt en den pastoor van Asten om dat (lees:opdat) sy die capelle souden visenteren[2], die daer soo bister[3] lach en heeft den cost ghegeven ende daer 5 of 6 cannen biers gedroncken.

Wilbert Heijnen was een van de Vlierdense schepenen. Dat hij naar Someren moest kwam omdat in die tijd de pastoor van Someren, Gerardus Jacobs, met de aanvaarding van het pastoorsambt aldaar tevens het dekenschap van het district Helmond, opgericht in 1571, toegewezen kreeg. Van deze last verzocht hij al in 1605 door de bisschop ontslagen te worden, maar zijn verzoek werd pas in 1612 ingewilligd.

Wat precies ten aanzien van de vervallen kapel werd besloten staat in de rekening niet opgetekend. Twaalf jaren later blijkt ze in ieder geval nog steeds in gebruik te zijn bij de geloofsgemeenschap en wordt in de rekening van 1620 genoteerd:

Item alnoch betaelt Heer Jannen Wouters cappellaen tot Vlierden van sekeren dienst per quitantie de somme van viii gl.

en in 1622 schreef men:

Item verclaeren de borgemeesters noch betaelt te hebben aen Heer Jannen Roeffen cappellaen van twee missen per weecken de somme van viii gl..

Dat tractement voor de dienstdoende priester bleef eeuwenlang ongewijzigd. Vermoedelijk zijn Jan Wouters en Jan Roeffen benamingen voor een en dezelfde persoon! De bedienaren van de kapel werden rectoren genoemd en aan de aartsdiaken van Kempenland door de abdis van Binderen voorgedragen.

Na de Vrede van Münster

Toen in 1648 de kapel van Vlierden en haar inkomsten overgingen in handen van de protestantse overheid en beheerd gingen worden door de rentmeester van de geestelijke goederen werd een nauwkeurige opsomming gemaakt van alle vaste inkomsten van deze kapel, waarvan Jan Wouters destijds de kapelaan was:

  • Het convent van Binderen gaf aan de kapelaan voor zijn diensten jaarlijks 3 mud rogge in natura en een geldbedrag van 28 gulden.
  • Bruisten Verhees was jaarlijks 16 vaten rogge schuldig, die betaald mocht worden met een geldbedrag van vier gulden.
  • Peter Celen de Kuijper betaalde jaarlijks acht vaten rogge of twee gulden.
  • Tonis Hoeben cum suis betaalde vier gulden, daarvan moest Philips IJsbouts, die in Asten aan de Dijk woonde, de helft betalen.
  • Joost Hendrik Bakermans betaalde jaarlijks twee gulden.
  • De erfgenamen van Simon van den Heitrak en Klaas Bruijstens betaalden 6 vaten rogge of 36 gulden.
  • Peter Verschuren te Asten moest een roggepacht van een mud rogge betalen; het derde deel daarvan moest Marieke Verhees aan de Dijk te Asten opbrengen, het andere derde gedeelte kwam voor rekening van IJsbout Verschuren aan de Dijk te Asten en het laatste een derde deel betaalde Aart Peter te Vlierden; in totaal 9 gulden per jaar.
  • De gemeente van Vlierden droeg jaarlijks acht gulden bij.
  • De broederschap of schutterij van Vlierden, het Sint Willibrordusgilde, gaf 6 gulden als er voor hen een dienst werd gedaan.

De kapel raakte na 1648 in verval, maar werd eind 17de eeuw gerestaureerd en door het handjevol Vlierdense protestanten incidenteel in gebruik genomen.
In 1723 ontstond er discussie over de vraag of de hoge overheid (het gemeene land) wel aansprakelijk was voor het onderhoud van de kapel. Omdat bij de Vrede van Münster de kapel met alle inkomsten die daaraan verbonden waren naar het land waren gegaan, had die ook de onderhoudsplicht. De kapel en met name de toren waren door regen, wind en ouderdom zodanig aangetast dat onderhoud dringend noodzakelijk was geworden. Op 6 april 1724 werd het onderhoud na voorafgaande publicatie publiek aanbesteed. Aannemer werd Hendrik van de Weijer voor een bedrag van 491 gulden en 8 stuivers.
De rentmeester van de geestelijke goederen Des Tombes meldde op 28 januari 1726 dat bij de laatste storm de kapel van Vlierden met het steenwerk van de achterste gevel was omgewaaid. Daarop werd op 19 juli 1726 een bestek gemaakt voor de reparatie. Op 12 februari 1727 kon meester-timmerman en armmeester Peter Joosten van de Mortel aan predikant Johan Antoni Martinet melden dat meester-timmerman Willem Raijmakers uit Mierlo volgens dat bestek de Vlierdense kapel had gerepareerd.

In 1749 werd tegen de kapel een nieuwe gemeentetoren gebouwd. Na 1801 werd de kapel echter niet meer gebruikt en verviel deze langzaam tot puin.
In 1902 werden de restanten van de kapel en de toren afgebroken en met het puin werd de huidige Pastoriestraat verhard.
In 1926 werd op de plaats van de oude kapel een grafmonumentje van de familie De Maurissens gebouwd, ter gedachtenis aan de overleden familieleden die tot midden 19de eeuw rond de oude toren begraven werden.
In 1961 werden hier onder leiding van rector Allard opgravingen gedaan, waarbij oude fundamenten tevoorschijn kwamen en graven die in een krans om de kapel heen lagen.

Externe link

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Het Schooteind heeft zijn naam te danken aan een vroegere landschappelijke situatie waarbij het element schoot niets anders is dan een beboste hoek zandgrond uitspringend in een moerassig terrein.
  2. visenteren = visiteren - bezoeken
  3. bister = vervallen, bouwvallig