Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Theodorus de Smeth (1779-1859)
Theodorus baron de Smeth | ||
1779-1859 | ||
heer van Deurne | ||
Periode | 1801-1859 | |
Voorganger | Agatha Alewijn (1721-1801) | |
Opvolger | Henri baron de Smeth | |
heer van Liessel | ||
Periode | 1801-1859 | |
Voorganger | Agatha Alewijn (1721-1801) | |
Opvolger | Henri baron de Smeth | |
ambachtsheer van Alphen en Rietveld | ||
Periode | 1843-1846 | |
Voorganger | Theodorus Pieter de Smeth | |
Opvolger | Henri de Smeth | |
Vader | Dirck de Smeth | |
Moeder | Johanna Susanna Hartsinck |
Theodorus baron de Smeth (Amsterdam, 16 augustus 1779 - Den Haag, 7 oktober 1859) was van 1801 tot 1859 heer van Deurne en Liessel.
Familie
De Smeth werd in 1779 geboren als enig kind van de scheikundige Dirck baron de Smeth (1754-1779) en Johanna Susanna Hartsinck (1759-1830). Zijn vader Dirck stierf tien dagen na Theodorus' geboorte, een zoontje en een weduwe van megentien jaar oud achterlatend. Theodorus' moeder hertrouwde in 1789 te Amsterdam met Ferdinand d'Oultremont de Wégimont, uit welk huwelijk nog vijf kinderen werden geboren. Onder hen was Henriëtte d'Oultremont de Wégimont, die in 1841 morganatisch trouwde met ex-koning Willem I. Daardoor werd Theodorus de zwager van de voormalige koning en stiefoom van de nieuwe koning Willem II.
Carrière
Theodorus vervulde een carrière in militaire dienst, zoals zoveel edelen in zijn tijd. Hij werd ritmeester in Hessische dienst in 1804 en kapitein der Generale Staf in 1815. Daarnaast vervulde Theodorus een rol in de provinciale politiek; hij was lid van Provinciale Staten van Noord-Brabant.
In de lijn van zijn familie werd hij heer van de heerlijkheden Deurne en Liessel, een taak die hij in 1801 overnam van zijn overleden grootmoeder Agatha Alewijn (1721-1801). Daardoor verwierf hij ook het Groot Kasteel, Klein Kasteel en talrijke andere bezittingen. Hij was met een ambtsperiode van 58 jaar de op één na langstzittende heer van Deurne in de geschiedenis.
In 1822 deed hij, als heer van Deurne, een poging om een vergoeding te krijgen voor de verkoop van de gemeentegrond, die sedert 1785 door de gemeente aan particulieren was verkocht. Hij becijferde dat hij voor iedere lopense[1] een vergoeding moest krijgen van een gulden en 70 cent. In de voorafgaande vijfentwintig jaar was 1.986 lopense en 20 roeden, zo'n 331 hectare, grond door de gemeente aan particulieren verkocht en daarom claimde hij een vergoeding van ƒ 3.376,88.
Voordat de gouverneur van Noord-Brabant over deze claim een beslissing nam, polste hij de mening van districtscommissaris Wesselman. Die wees erop dat het gemeentebestuur van Deurne en Liessel al schriftelijk had gereageerd op het verzoek en in een historisch exposé had uiteengezet dat de heerlijke rechten in en na 1795 vervallen waren en dus niet hoefde te betalen. Volgens Wesselman noemde de gemeente in dat schrijven ook een aantal argumenten die vrij gratuit ter neder gesteld waren en andere argumenten schenen hem zwak te zijn en althans zeer vatbaar voor eene grondige weerlegging. Ook gaf Wesselman aan dat zijn vader, als heer van Helmond, groot belang had bij het resultaat van deze claim en daarom wilde hij als niet onpartijdige zijn mening in deze zaak niet geven.[2] Niets wijst erop dat de claim van baron De Smeth werd erkend.
Tussen 1843 en 1846 was hij tevens korte tijd ambachtsheer van de heerlijkheid Alphen en Rietveld, een taak die hij overnam van zijn kinderloos overleden neef Theodorus Pieter baron de Smeth.
Portret
Zijn portret was aanwezig in het Groot Kasteel in Deurne, maar ging bij de brand van 24 september 1944 verloren. Reproducties hiervan bestaan voor zover bekend niet.
Er zou tot na de oorlog nog een portret van hem bestaan hebben, waarop hij staat afgebeeld met zijn Militaire Willemsorde. Dat portret is bij of na een veiling bij Kunsthandel Nijhuis in Lochem in 1947 zoekgeraakt.[3]
Onderscheiding
Hij werd als kapitein-voluntair van de Generale Staf van de Landmacht per Koninklijk Besluit van 11 augustus 1815 nummer 17 benoemd tot ridder in de Militaire Willemsorde, vierde klasse, voor zijn verrichtingen te Quatre-Bras en Waterloo [4]
Bronnen, noten en/of referenties
|