Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Heerlijkheid Liessel
De heerlijkheid Liessel werd vanouds en ononderbroken samen met de heerlijkheid Deurne bestuurd. In 1657 werd de grondheerlijkheid Liessel zelfstandig maar bestuur en rechtspraak in Liessel bleven ressorteren onder de schepenbank van Deurne en Liessel.
In 1505 werd Everard van Doerne met de heerlijkheid Liessel beleend.[1]
Over de status van de heerlijkheid Liessel ontstond discussie met Rogier van Leefdael toen de Astense heer Everard van Doerne op 11 september 1657 het adelijcke huys Liessel en haar gerechtigheden (gronden, tienden enz.) voor 27000 gulden aan jonker Idzard Joseph van Albada verkocht.[2]
Op verzoek van Rogier van Leefdael gaf de Raad en Leenhof van Brabant op 22 april 1678 toestemming om de heerlijkheid, jurisdicitie ende territoir van Liessel van de heerlijkheid Deurne te scheiden. Het laathof van het hertogelijke leen Ten Velde dat ook door Van Leefdael in leen werd gehouden, werd bij deze nieuwe heerlijkheid gevoegd om als laatbank voor de nieuwe grondheerlijkheid Liessel te functioneren. De grondheerlijkheid Liessel zou als vanouds onder de gerechtsheerlijkheid van Deurne blijven, er mocht geen openbare schepenbank in Liessel opgericht worden. Volgens een beschrijving uit de achttiende eeuw behoorde bij de heerlijkheid Liessel `den Leenhove Ten Velden’ met een ‘laatbank over het domaniaal’ met de hoge, middelbare en lage jurisdictie over de heerlijkheid. Met andere woorden de laten hadden slechts hoge, middelbare en lage rechterlijke bevoegdheden over het bezit van de heer. De openbare rechtspraak te Liessel ressorteerde onder de schepenbank van Deurne.[3]
Referenties
|