Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Josephus Martinus Nuijts (1814-1859)
Josephus Martinus Nuijts | ||
Persoonsinformatie | ||
Volledige naam | Josephus Martinus Nuijts | |
Geboorteplaats | Bergeijk | |
Geboortedatum | 17 oktober 1814 | |
Overl.plaats | Deurne | |
Overl.datum | 7 november 1859 | |
Beroep(en) | rector |
Josephus Martinus Nuijts (1814-1859) was van 1857 tot 1859 rector in het rectoraat Helenaveen.
Josephus was een zoon van de belastinginspecteur Andreas Petrus Nuijts (1787-1827) en Anna Maria Schirmer (1789-1862). Zijn vader werd in 's Hertogenbosch geboren en zijn moeder in Grave.
Hij was de eerste rector van Helenaveen en werd op 10 september 1857 aangesteld als permanent R.K. geestelijke in veenkolonie "Het Helena-Veen", Hij ontvangt 1% van de arbeiderslonen als traktement.
Helenaveen was in die tijd een rectoraat en onderdeel van de parochie Liessel.
De dan bijna 43-jarige rector zegende op 15 oktober 1857 de eerste (nood)kerk in en op die dag werd ook de eerste H. Mis opgedragen op de plaats H.137 (huidige Fruitweg). Het voorhuis werd bewoond door de rector, het achterhuis was ingericht tot kerk.
Op 7 november 1859 stierf hij op 45-jarige leeftijd aan "de zenuwen zinkenkoorts". Hij werd opgevolgd door Theodorus Lodevicus van den Eijnde (1823-1898) komende van Kaatsheuvel.
In Helenaveen werd een straat naar Josephus vernoemd. Deze straat heette vanaf 1900 het Lindelaantje. Per 1 januari 1955 werd de naam van dit laantje Radijsstraat, vernoemd naar de van rammenas afstammende groente radijs (Raphanus sativus). In 1967 werd deze naam weer gewijzigd in Rector Nuijtsstraat.
Aankomst
In een brief aan Mgr. Zwijsen beschrijft Rector Nuijts zijn eerste ervaringen in "Helena Veen":
- “Het volk in de Peel is totaal verwaarloosd. Ik wandelde in twee en een half uur van Liessel naar “het Veen”, zag de hutten en werd als door een donderschlag getroffen. Jan Deckers (de opzichter in het veen) en zijn eega verwelkomden mij. De morgen er na waren alle hutten versierd en opgedoscht met groen en bloemen evenalsof Willem III zijne intrede zoude doen... Ik bezocht de mensen in hun hutten, om zo hun vertrouwen te winnen, ging naar de velden om hen een woord van troost en opbeuring toe te spreken, om hun zoo van den vuilen praat af te houden.”