Heeft u correcties, aanvullingen of foto's bij een artikel dan kunt u die hier mailen.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis
Vanaf 1 januari 2025 wordt dat Iedere eerste maandagochtend en derde woensdagochtend van de maand.

Algemene begraafplaats (Deurne-centrum)

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Versie door Pieter K (overleg | bijdragen) op 29 dec 2021 om 16:44
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
foto collectie Gerard van Hoek
foto collectie gemeente Deurne
Situatietekening 1871

Vanouds was de algemene begraafplaats Deurne-centrum het katholieke kerkhof rondom de kerk. Met de komst van de politieke reformatie in 1648 werd het katholieke kerkhof een algemene begraafplaats, zowel voor katholieken als protestanten.


Met de teruggave van de grote kerk aan de katholieken en de bouw van de protestantse kerk werden de begraafplaatsen bij deze kerken bijzondere begraafplaatsen voor de aanhangers van de betreffende geloofsrichting. Maar wettelijk was bepaald dat iedere gemeente een algemene begraafplaats moest hebben voor overledenen die om een of andere reden niet op deze begraafplaatsen mochten of konden worden begraven. Waarschijnlijk voldeed Deurne niet aan die bepaling tot 1837 en zal er destijds ook weinig of geen behoefte aan zijn geweest.

Op 23 maart 1837 verkocht Johannis Kox, samen met zijn schoonzoon Pieter van Otterdijk, aan de gemeente Deurne een perceel van 500 m², zijnde een gedeelte van een groter perceel sectie C 650, aan de gemeente ten einde het zelve tot eene burgerlijke begraafplaats der gemeente Deurne te doen verstrekken. Ze ontvingen daarvoor 60 gulden.

Bij de bouw van het nieuwe klooster aan de Visser in 1858 was voor het ophogen van het bouwterrein zand van de begraafplaats gebruikt. Daarbij werd niet altijd even zorgvuldig met de laatst rustplaats van de begravenen omgesprongen. De aarde boven sommige lijken werd afgegraven en zelfs werden uit enige hooggelegen kisten, die gedeeltelijk verrot waren, de beenderen genomen en in kuilen gegooid. Vooral de vroegere Deurnese onderwijzer Jan Marten Peereboom ergerde zich aan deze manier van doen op het kerkhof, waarop ook zijn protestantse geloofsgenoten begraven lagen, en klaagde daarover bij de hogere overheid. Er werd in opbracht van de procureur-generaal d'Aulnis een onderzoek ingesteld en de conclusie in zijn rapport aan de commissaris van de Koning was niet mis.

De burgemeester kan geen onwetendheid voorwenden, want hij heeft zelf in persoon gezien dat het graf zijner zuster werd geschonden en is hem over het schenden van andere graven geklaagd. Volgens art. 179 der gemeentewet is niet alleen de burgemeester in gebreke, doch dit zijn ook zijne wethouders. De heer officier van justitie dan ook, die ter plaatse de zaak heeft onderzocht, heeft mij zijne verontwaardiging over de achteloosheid van den heer Van Baar te kennen gegeven en daar ik deze zaak allesints voor gegrond houd, neem ik de vrijheid den wensch te uiten dat door u tegen dien heer zoodanige maatregelen worden genomen als u naar aanleiding van zijne nu bekend gemaakte achteloosheid in verband met eene vroegere tegen hem uitgesproken schorsing zult noodig oordeelen, terwijl ik ook nuttig acht dat zijne wethouders op hunne verpligting worden gewezen.

Het leidde mede tot zijn eervol ontslag als burgemeester van Deurne op 10 januari 1860. Inmiddels was men er in Deurne wel van doordrongen dat het kerkhof grondig moest worden opgeknapt. Aanvankelijk wilde men heel nieuwe begraafplaats aanleggen. Er was zelfs een geschikt terrein gevonden op ongeveer op ongeveer 150 meter van de kerk, richting de windmolen, dat men daartoe wilde aankopen. Uiteindelijk werd ervoor gekozen om het bestaande kerkhof te handhaven en helemaal te ommuren. De protestanten zouden dan hun eigen kerkhof bij de protestantse kerk krijgen. Voor de ommuring van het oude kerkhof werd bij besluit van 24 november 1860 door het gemeentebestuur 1.300 gulden beschikbaar gesteld. Voor de bewoners van de Kruisstraat verviel daarmee het voetpad, dat ze ze namen als ze naar de kerk gingen en dat dwars over het kerkhof liep. Met de ingebruikname door de protestanten in 1863 van hun eigen begraafplaats, was de begraafplaats bij de grote kerk, die nog steeds een algemene begraafplaats was, feitelijk een katholieke geworden. Vanaf 1913 is in de gemeentelijke stukken sprake van een katholieke begraafplaats, terwijl de grond nog steeds eigendom van de gemeente was. Rond 1918 verkocht de gemeente de begraafplaats aan de katholieke kerkgemeente, die de grond heel hard nodig had voor vergroting van het te klein geworden kerkhof.

In 1924 kreeg het kerkhof de muren met Het Eeuwig Licht, die aan de noord- en westkant nog te bewonderen zijn maar die aan de kant van de Kerkstraat moesten verdwijnen omdat de middenstanders die te lelijk vonden.