Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Leijsingweg 4: verschil tussen versies
kGeen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 41: | Regel 41: | ||
De smeedijzeren letters ''De Leijsing'' die de voorgevel van de boerderij sierden, zijn eind 2019 verwijderd, met toestemming van eigenaar gemeente Deurne. Het kunstwerk werd geschonken aan [[Johannes Petrus Joosten (1949)|Hans Joosten]], zoon van de vroegere pachter Graard Joosten, bij gelegenheid van zijn 70e verjaardag. | De smeedijzeren letters ''De Leijsing'' die de voorgevel van de boerderij sierden, zijn eind 2019 verwijderd, met toestemming van eigenaar gemeente Deurne. Het kunstwerk werd geschonken aan [[Johannes Petrus Joosten (1949)|Hans Joosten]], zoon van de vroegere pachter Graard Joosten, bij gelegenheid van zijn 70e verjaardag. | ||
In 2024 werden de bijgebouwen gesaneerd van asbestplaten en vervolgens afgebroken. | |||
[[categorie:Adres]] | [[categorie:Adres]] |
Versie van 28 jul 2024 10:21
Leijsingweg 4 | ||
Naam | Leijsingweg 4 | |
Historische namen | Leijsing, Leizing, Leijzing |
Op het tegenwoordige adres Leijsingweg 4 in Liessel werd in 1915 door de gemeente Deurne en Liessel een ontginningsboerderij, genaamd de Leijsing, gebouwd en verhuurd aan Willibrordus Joosten.
De huurprijs van de boerderij, waarvan de bouwkosten vooraf werden geraamd op ongeveer 5.000 gulden, met bijna 16 hectare grond was aanvankelijk 575 gulden maar werd, na de bouw van een schapenstal in 1918, met 49,50 gulden verhoogd.
In augustus 1919 ontving Joosten een brief van de gemeente, waarin opnieuw een huurverhoging werd aangekondigd met de volgende woorden:
- Volgens contract zal de huur uwer boerderij voor wat betreft de gronden in 1920 en voor wat betreft het huis in 1921 eindigen en hebt u recht van inhuur voor 6 jaar onder nader overeen te komen prijs. De prijs is door ons bepaald op f 22 per ha terwijl de prijs voor de gebouwen bepaald blijft op 6 % der bouwkosten (huis en schaapstal) , zodat de huur, eerstmaal te betalen op 15 april 1922 zal bedragen f 720,93. Gelieve ons spoedig schriftelijk te berichten of u hiermee accoord gaat.
Op 20 november 1919 stemde de gemeenteraad in met een jaarlijkse huurprijs van 720 gulden gedurende zes jaar.
In de huurovereenkomst waren enkele bijzondere bepalingen opgenomen. Zo mocht de verhuurder of haar ambtenaren altijd vrije toegang hebben tot het verhuurde. Alleen als er een besmettelijk veeziekte was, moest de verhuurder daarvan kennis geven aan de huurder, die dan voorafgaand aan het bezoek voor ontsmetting kon zorgen, zoals door een rijksveearts werd voorgeschreven. Ook werd in de huurovereenkomst bepaald dat de verhuurder in het najaar van 1918 kosteloos zoveel fruitbomen zou leveren als voldoende voor een boomgaard van een derde hectare. De aanleg van de boomgaard was voor gemeenschappelijke rekening en de huurder moest er voor zorgen dat de boompjes beschermd werden tegen beschadiging door het vee.
In 1926 gaf Joosten te kennen dat hij de boerderij opnieuw wilde pachten voor een periode van 12 jaar tegen een jaarlijkse huurprijs van 796,25. Deze prijs was bepaald door wethouder Van Deursen en de directeur van het Gemeentelijk Ontginningsbedrijf (GOB).
Op 12 april 1927 wordt het huurcontract ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten gestuurd. Daarin werd het volgende gesteld: Deze boerderij, door de gemeente gesticht in 1914, is steeds door denzelfden pachter bewoond geweest, die zich heeft doen kennen als zeer geschikt en bekwaam landbouwer. De raad heeft dan ook gemeend hem wederom tegen denzelfden huurprijs als de laatste zes jaar te moeten laten inhuren. Ter wille van de uniformiteit is ook voor hem van de oude pachtvoorwaarden afgeweken en het model-pachtcontract van den centralen pachtraad van den Nederlandschen Boerenbond aangenomen, eenigszins voor deze gemeente gewijzigd.
Op 14 mei 1935 schreef Joosten aan de gemeenteraad: Ondergeteekende Joosten, Willibrordus, huurder van de boerderij de Leijzing te Liessel geeft met de meest verschuldigde eerbied te kennen dat hij deze boerderij wederom wenscht te huren voor den tijd van zes jaren. Dat hij zeer gaarne een wijziging zag in het huurcontract inzake stalmest en gier het laatste huurjaar alsmede omtrent het laatste jaar bezaaien der gronden, dat de kosten verbonden aan het huurcontract gezamenlijk door beide partijen zullen betaald worden.
Op 12 augustus 1935 tekende Joosten het nieuwe pachtcontract, waarin de huur was bepaald op 773,94 gulden. In dat contract was een zogenaamd "goudclausule" opgenomen, dat als de goudprijs hoger zou worden ook de huursom evenredig verhoogd mocht worden tot maximaal het dubbele van de vastgestelde huur.
In 1938 werd in de boerderij elektrisch licht aangelegd, mede daardoor werd in juli 1939 de huursom gebracht op 790 gulden.
De boerderij werd aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, bij de Duitse tegenaanval in de laatste week van oktober 1944, verwoest en na de oorlog weer opgebouwd.
Op 9 februari 1945 verzocht de weduwe Joosten om pacht van de boerderij over te laten gaan op haar zoon Gerardus (Graard). Na ingewonnen advies van de heren Bijlard en Van Griensven van het GOB werd dat goedgevonden.
Het adres was aanvankelijk F.120, per oktober 1930 werd dat gewijzigd in L.120 en na de huisnummering 1950-1955 werd het Leijsingweg 4.
De smeedijzeren letters De Leijsing die de voorgevel van de boerderij sierden, zijn eind 2019 verwijderd, met toestemming van eigenaar gemeente Deurne. Het kunstwerk werd geschonken aan Hans Joosten, zoon van de vroegere pachter Graard Joosten, bij gelegenheid van zijn 70e verjaardag.
In 2024 werden de bijgebouwen gesaneerd van asbestplaten en vervolgens afgebroken.