Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Damast- en pellenweverij: verschil tussen versies
(Nieuwe pagina aangemaakt met 'Vanaf 1772 was er gedurende een eeuw een '''damast- en pellenweverij''' in Deurne, die op zijn hoogtepunt aan meer dan 200 mensen werk bood. In 1772 startte [[Ja…') |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
(3 tussenliggende versies door 2 gebruikers niet weergegeven) | |||
Regel 1: | Regel 1: | ||
[[Bestand:31.196.jpg|thumb|400px|Links het huis van Van de Mortel, daarnaast de poort met vermoedelijke toegang tot de fabriek.]] | |||
Vanaf 1772 was er gedurende een eeuw een '''damast- en pellenweverij''' in [[Deurne]], die op zijn hoogtepunt aan meer dan 200 mensen werk bood. | Vanaf 1772 was er gedurende een eeuw een '''damast- en pellenweverij''' in [[Deurne]], die op zijn hoogtepunt aan meer dan 200 mensen werk bood. | ||
In 1772 startte [[Jan Willem van de Mortel (1751-1840)|Jan Willem van de Mortel]], als eerst in Noord-Brabant, met de fabricage van damasten.<ref>Damast is glanzend tafelgoed, met een ingeweven patroon, veelal ontleend aan de natuur, zie [http://nl.wikipedia.org/wiki/Damast_%28textiel%29 Damast (textiel)].</ref> | In 1772 startte [[Jan Willem van de Mortel (1751-1840)|Jan Willem van de Mortel]], als eerst in Noord-Brabant, met de fabricage van damasten.<ref>Damast is glanzend tafelgoed, met een ingeweven patroon, veelal ontleend aan de natuur, zie [http://nl.wikipedia.org/wiki/Damast_%28textiel%29 Damast (textiel)].</ref> | ||
Uit de schaarse bewaard gebleven gegevens over het bedrijf valt weinig met zekerheid te te zeggen. Bij de beantwoording van een vragenlijst uit 1791, waarin ondermeer gevraagd werd om ''het getal der fabriecquen'' werd geantwoord: ''eene pelleweverij zal de eenigste naam van fabriecq alhier uytmaken''.<ref>31-3-1791 Deurne oud adm arch inv nr 75 fol 42v.</ref> | Uit de schaarse bewaard gebleven gegevens over het bedrijf valt weinig met zekerheid te te zeggen. Bij de beantwoording van een vragenlijst uit 1791, waarin ondermeer gevraagd werd om ''het getal der fabriecquen'' werd geantwoord: ''eene pelleweverij zal de eenigste naam van fabriecq alhier uytmaken''.<ref>31-3-1791 Deurne oud adm arch inv nr 75 fol 42v.</ref> | ||
<br>In 1808 stuurde de fabrikant een inzending naar de eerste tentoonstelling van ''voortbrengselen van de volksvlijt in Nederland''. De inzending bestond uit tekeningen van damasten en andere servetgoederen. Op dat ogenblik hield zijn bedrijf 200 mensen aan het werk. | <br>In 1808 stuurde de fabrikant een inzending naar de eerste tentoonstelling van ''voortbrengselen van de volksvlijt in Nederland''. De inzending bestond uit tekeningen van damasten en andere servetgoederen. Op dat ogenblik hield zijn bedrijf 200 mensen aan het werk. | ||
Zijn zoons [[ | Zijn zoons [[Joannes Wilhelmus van de Mortel (1795-1863)|Jan Willem]] en [[Petrus Gregorius van de Mortel (1799-1886)|Petrus Gregorius]] volgden de stichter, vermoedelijk vanaf circa 1820, op als fabrikanten van de damast- en pellenweverij. Naast en ten behoeve van de weverij bezat de familie Van de Mortel ook een blekerij bij de [[Buurtschap Grote Bottel|Grote Bottel]]. | ||
== Afnemers == | == Afnemers == |
Huidige versie van 9 aug 2024 om 18:21
Vanaf 1772 was er gedurende een eeuw een damast- en pellenweverij in Deurne, die op zijn hoogtepunt aan meer dan 200 mensen werk bood.
In 1772 startte Jan Willem van de Mortel, als eerst in Noord-Brabant, met de fabricage van damasten.[1]
Uit de schaarse bewaard gebleven gegevens over het bedrijf valt weinig met zekerheid te te zeggen. Bij de beantwoording van een vragenlijst uit 1791, waarin ondermeer gevraagd werd om het getal der fabriecquen werd geantwoord: eene pelleweverij zal de eenigste naam van fabriecq alhier uytmaken.[2]
In 1808 stuurde de fabrikant een inzending naar de eerste tentoonstelling van voortbrengselen van de volksvlijt in Nederland. De inzending bestond uit tekeningen van damasten en andere servetgoederen. Op dat ogenblik hield zijn bedrijf 200 mensen aan het werk.
Zijn zoons Jan Willem en Petrus Gregorius volgden de stichter, vermoedelijk vanaf circa 1820, op als fabrikanten van de damast- en pellenweverij. Naast en ten behoeve van de weverij bezat de familie Van de Mortel ook een blekerij bij de Grote Bottel.
Afnemers[bewerken | brontekst bewerken]
Eén van de afnemers van het fijne damastgoed was de Deurnese kerk. Uit de kerkrekening van 1825 blijkt dat toen aan Jan Willem van de Mortel 35 gulden en 5 stuivers werd betaald voor damast dat aan de altaren was verwerkt.[3]
Ook in de Helmondse Lambertuskerk kwam vlak na 1870 fraai Deurnes linnengoed op het altaar te liggen.
Werknemers[bewerken | brontekst bewerken]
Enkele werknemers, knechten in de pellenweverij, uit de beginperiode zijn met name bekend.[4] Het zijn:
- Francis Fransen
- H. van der Bloemen
- Antonie van de Mortel
- Louis van den Berg
- Michiel Vlerks
Van de periode 1853-1871 zijn een aantal gegevens bewaard gebleven over de omvang van het personeel. In 1853 werkten er 15 volwassen mannen, die gemiddeld per dag 60 cent verdienden. Verder werkten er 8 kinderen voor 40 cent per dag en drie vrouwen die 45 cent kregen.[5]
In het gemeentelijk jaarverslag over 1855 werd gemeld:
- In het damast- en pellenfabriek van de heer J.W. van de Mortel en Zoonen werkten 26 arbeiders, 23 mannen en 3 vrouwen; het gemiddelde dagloon was 75 cent; door het aanbrengen der chacardemachines[6] op de weefstoelen heeft de fabriek veel gewonnen blijkens de meerdere drukte die er heerscht.[7]
In de daarop volgende jaren nam het aantal geleidelijk af. In 1871 was het aantal werknemers gedaald tot vijf.
In een oud schoolboekje wordt vermeld: het servetgoed te Deurne gemaakt, wordt in den handel zeer gewild.[8]
Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]
- Giel van Hooff - De damast- en De pellenfabriek van de familie van de Mortel te Deurne in de negentiende eeuw - in: Werkend Verleden in Helmond, kwartaalblad van de Werkgroep Industrieel Erfgoed Helmond, nummer 2 – oktober 1993
Referenties
|