Johanna van Doorn (1903-2000)

Johanna van Doorn
1945 Foto: collectie familie Lutters-Jonkers
Persoonsinformatie
Volledige naam	Johanna van Doorn
Geboorteplaats	Someren
Geboortedatum	27 mei 1903
Overl.plaats	Deurne
Overl.datum	16 juni 2000
Partner(s)	(1) Marinus Josephus Peters (1897-1930) (2) Hubertus Petrus Lambertus Jonkers (1910-1981)
Beroep(en)	baker, kraamverzorgster
Bidprentje	vrouw man (1) man (2)

Huub Jonkers, de 2e echtgenoot van Johanna

Johanna van Doorn (1903-2000) was baker en kraamverzorgster in Deurne.

Familie en gezin

Zij was een dochter van Peter van Doorn (Someren 1871-1925 Geldrop) en Petronella Hurkmans (Someren 1868-1956 Eindhoven).

Johanna huwde op 24 februari 1927 in Geldrop met Marinus Josephus Peters, (Geldrop 1 maart 1897 - Geldrop 8 juli 1930), zoon van Peter Peters (Geldrop 1861-1906 Geldrop) en Hendrika Petronella van Ewijk (Geldrop 1863-1901 Geldrop).

Uit dit huwelijk werden in Geldrop de volgende kinderen geboren:

1. Petrus Antonius (Piet) Peters, (Geldrop 17 december 1927).
2. Hendrika Petronella Josephina Barbara (Ria) Peters, (Geldrop 11 mei 1929 - Deurne 2 juli 2024) Zij bleef ongehuwd en werkte als kleuterleidster aan de kleuterschool in Walsberg.
3. Marinus Josephus Maria Peters, (Geldrop 18 september 1930 - Geldrop 15 december 1930).

Marinus overleed twee maanden voor de geboorte van hun jongste kind.

Diploma

Na het overlijden van haar eerste man haalde ze in 1932 in Eindhoven haar diploma als baker. Ze ontving een insigne, met daarop een ooievaar afgebeeld, dat ze zichtbaar moest dragen tijdens haar werk en dat teruggezonden moest worden aan de hoofdinspecteur voor de volksgezondheid na overlijden of beëindiging beroep. Ze was de eerste gediplomeerde baker in Deurne en was in dienst van het Wit-Gele Kruis Deurne.

Ze heeft tot 1945 gewerkt en toen ze in dat jaar hertrouwde met de schoenmaker en zaalhouder Hubertus Petrus Lambertus (Hub) Jonkers, (Deurne 17 maart 1910 - Deurne 2 november 1981), zoon van Adrianus Jonkers (1878-1950) en Petronella Catharina Winckels (1879-1960), nam ze haar ontslag.

Als een vrouw zwanger was werd dit gemeld bij de huisarts, de vroedvrouw en de baker. Als de bevalling aanstaande was werd als eerste de baker gewaarschuwd en zij bepaalde het tijdstip wanneer de hulp van de huisarts of de vroedvrouw kon worden ingeroepen. Werd deze te vroeg te hulp geroepen dan kon de baker soms wel verwijten krijgen, maar het gebeurde ook dat ze te laat kwamen en de baker het kind al ter wereld had helpen brengen.

De baker verzorgde gedurende tien dagen twee maal daags moeder en kind en aan het eind van die periode mocht ze drie gulden in ontvangst nemen. Voor ambtenaren was dit vijf gulden en gegoede middenstanders betaalden een tientje. De baker hield daarvan nauwkeurig administratie, wellicht om de ontvangen gelden af te dragen aan het Wit-Gele Kruis.