Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis Vanaf 1 januari 2025 wordt dat Iedere eerste maandagochtend en derde woensdagochtend van de maand. |
Altaar van Sint-Maria en Sint-Barbara: verschil tussen versies
(Nieuwe pagina aangemaakt met 'Het '''altaar van Sint-Maria en Sint-Barbara''' bevond zich vroeger in de kerk van Deurne. Ouwerling noemt het altaar van Sint...') |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 2: | Regel 2: | ||
Ouwerling noemt het altaar van Sint-Gregorius, Sint-Maria en Sint-Barbara en het altaar ''Mariae annexum cum matricularia'' als de oude altaren die in de kerk van Deurne vóór het midden van de 15e eeuw al bestonden.<br> | [[Hendrik Nicolaas Ouwerling (1861-1932)|Ouwerling]] noemt in zijn [[Geschiedenis der dorpen en heerlijkheden Deurne, Liessel en Vlierden|geschiedschrijving van Deurne]] het ''altaar van Sint-Gregorius, Sint-Maria en Sint-Barbara'' en het altaar ''Mariae annexum cum matricularia'' als de oude altaren die in de kerk van Deurne vóór het midden van de 15e eeuw al bestonden.<br> | ||
Aan dit eerstgenoemde altaar | Aan dit eerstgenoemde altaar waren bepaalde inkomsten verbonden die in de [[generaliteitsperiode]] werden beheerd door de rentmeester van de geestelijke goederen. De [[heer van Deurne]] had het collatierecht, het recht om de inkomsten ervan gedurende een bepaalde periode te vergeven aan een bepaalde persoon. In 1732 en in 1738, waarschijnlijk ook in 1735, werd dit recht toegekend aan [[Antonie La Forme (1683-1775)|Antonie La Forme]]. Vóór La Forme werden de inkomsten genoten door Samuel de Cassemajor, een zoon van de Deurnese drossaard [[Peter de Cassemajor (1679-1745)|Pero de Cassemajor]]. | ||
[[categorie:Altaar]] | [[categorie:Altaar]] |
Versie van 18 okt 2014 19:17
Het altaar van Sint-Maria en Sint-Barbara bevond zich vroeger in de kerk van Deurne.
Ouwerling noemt in zijn geschiedschrijving van Deurne het altaar van Sint-Gregorius, Sint-Maria en Sint-Barbara en het altaar Mariae annexum cum matricularia als de oude altaren die in de kerk van Deurne vóór het midden van de 15e eeuw al bestonden.
Aan dit eerstgenoemde altaar waren bepaalde inkomsten verbonden die in de generaliteitsperiode werden beheerd door de rentmeester van de geestelijke goederen. De heer van Deurne had het collatierecht, het recht om de inkomsten ervan gedurende een bepaalde periode te vergeven aan een bepaalde persoon. In 1732 en in 1738, waarschijnlijk ook in 1735, werd dit recht toegekend aan Antonie La Forme. Vóór La Forme werden de inkomsten genoten door Samuel de Cassemajor, een zoon van de Deurnese drossaard Pero de Cassemajor.