Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Verpachting van peelveldjes
De publieke verpachting van peelveldjes gebeurde vroeger ter plekke in de peel door of in opdracht van de gemeente Deurne.
Procedure[bewerken | brontekst bewerken]
Jaarlijks trok een gemeenteambtenaar, en na 1925 de notaris met zijn klerk, de peel in met de geïnteresseerde particulieren om de peelveldjes ter plekke aan te wijzen en te verpachten. Vooraf werd de verpachting bij de wekelijkse publicaties en later in de plaatselijke krant, het Land- en Tuinbouwblad, aangekondigd. De pachter mocht slechts het zwartveen afsteken. De bovenste laag grauwveen was vooraf door het Gemeentelijk Veenbedrijf (GVB) verwijderd en te gelde gemaakt. De pachter mocht slechts voor eigen gebruik steken; de grootte van de verpachte peelveldjes en de bepaling dat ieder slechts één peelveldje mocht pachten, lieten overigens weinig ruimte voor (zwarte) handel.
De verpachting van de peelvelden was aanvankelijk alleen voor de Deurnenaren zelf, vanaf 1920 mochten ook niet-Deurnenaren hun veldje in de peel pachten. In 1924 werd besloten om Bakelnaren van de verpachting uit te sluiten, waarschijnlijk omdat ze binnen hun eigen gemeente terecht konden.
De verpachting van de peelveldjes leverde de gemeente een aardige verdienste op, in het jaar 1900 bijvoorbeeld 1178 gulden, en de particuliere pachter had voor zo'n 5 tot 20 gulden pachtgeld en een aantal dagen hard werken in de Peel voor een heel jaar brandstof.
De verpachting van peelveldjes ging nog tot enkele jaren na de Tweede Wereldoorlog door.
Verpachting aan buitenlanders[bewerken | brontekst bewerken]
Al in 1784 en in 1792 werd door de gemeente Deurne een verzoek ingediend om peelvelden gedurende een langere periode van 25 tot 30 jaar te mogen verpachten aan buitenlanders. In eerste instantie moest daartoe de heer of vrouwe van Deurne toestemming geven. Deze wees het van de hand onder verwijzing naar een plakkaat van 30 november 1716, waarin het verboden was om grond of turf naar buiten het district van de generaliteit te vervoeren. Het was de bedoeling van de Deurnese regenten om zo'n 60 tot 70 peelvelden aan de Deurnese gemeentegrens tussen Meijel en Sevenum aan de inwoners van die dorpen te verpachten en de inkomsten te bestemmen voor de Deurnese armenkas. Het verzoek bereikte ook de raad en rentmeester generaal der domeinen van Brabant, die het doorstuurde naar de Raad van State die het ook afwees.[1]
Bronnen, noten en/of referenties
|