U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Rampjaar 1672

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Maarschalk Turenne
De kasteelruïne van Cranendonk.

Het rampjaar 1672 ging ook aan Deurne en Vlierden niet onopgemerkt voorbij. Evenals bij de vele oorlogshandelingen voor en na die tijd, waren ook in 1672 de arme dorpelingen in Deurne, Vlierden en de hele Meijerij het kind van de rekening.


Toen de Republiek in 1672 in oorlog kwam met Engeland, Frankrijk, Munster en Keulen. ook bekend als de Hollandse Oorlog, waren de Franse legers al snel in de Meierij.

Al in het voorjaar van 1672, kort nadat Frankrijk en Engelsen de oorlog aan de Verenigde Nederlanden hadden verklaard, was men zeer beducht op de inval van het Franse leger. In de vergadering van het kwartier Peelland werden in april de volgende maatregelen voorgesteld en aangenomen:

  • Alle mannen vanaf 14 jaar werden gewapend en gemonsterd en er werden zo nodig waakdiensten ingesteld. De leeftijd werd door de hogere overheid gewijzigd in 16 jaar.
  • Er moesten oude draaibomen worden hersteld of nieuwe gemaakt en in werking gesteld worden in de grensplaatsen. Hier had Deurne al in het najaar van 1665, in opdracht van de gouverneur van Den Bosch, al in voorzien. Zo was hier onder meer de Grootenberchsen wech doorgraven.
  • Als in een dorp de noodklok werd geluid of de alarmtrommels geslagen, dan moest men dadelijk in het geweer komen en de buurdorpen en -gehuchten met tekens waarschuwen.
  • Als er stroopers komen, dan moet met elkaar dag en nacht helpen en als ze gevangen worden genomen dan worden de daardoor ontstane kosten door de gemeente vergoed.
  • Wie in gebreke blijft bij het verlenen van bijstand aan anderen draait op voor de schade.
  • De dorpelingen worden opgeroepen om hun meubels, graan en levensmiddelen zo veel mogelijk naar de dichtstbijzijnde stad te brengen met uitzondering van 10 tot 12 dagen voorraad voor het vee. Later werd dat zelfs bevolen. Ook moest men zo veel mogelijk de groeiende gewassen vernielen om ze niet in handen van de vijand te laten vallen. Uiteraard werden de gewassen niet vernield want dat zou voor de inwoners hun eigen ondergang betekenen.
  • Alle schepenprotocollen en andere waardevolle papieren en charters moesten naar Den Bosch worden gebracht.

Op 16 april werd besloten dat door het leger alle mannen tussen 20 en 55 jaar zouden worden gekeurd en dat iedere tiende man, vrijwillig of verplicht, in het leger moest in het dichtstbijzijnde garnizoen en ten overstaan van schepenen van Den Bosch moest worden beëdigd. Deze dienstplichtigen zouden uitsluitend voor grensbewaking worden ingezet.

Velen vluchtten naar veiliger oorden. Luitenant-generaal De Chamilly van het Franse leger stuurde een brandbrief naar de plattelanders in de Meierij: als zij niet voor eind mei terugkeerden naar hun huizen en aan het leger in Maaseik een redelijke contributie naar draagkracht kwamen betalen, dan zou er geplunderd en de huizen in brand gestoken worden. De inwoners zouden als vijanden worden "getracteerd"!

Ook Jan Kirckpatrick, de militair gouverneur van 's-Hertogenbosch, liet van zich horen. Hij eiste op 5 juni 1672 van de vier kwartieren dat ze binnen 24 uur in Den Bosch voor het garnizoen 1400 bussels stro van ieder 40 pond moesten leveren. Op 11 augustus gelastte hij het kwartier Peelland om hooi, stro, haver, rogge en turf naar Den Bosch te brengen, waar het tegen een redelijke prijs zou worden gekocht. Als men in gebreke bleef zou het met de sterke arm worden gehaald. Op 5 september eiste hij dat er 30 wagens of het dubbele aantal bespannen karren naar Den Bosch kwamen.

Om te voorkomen dat die troepen door hun dorpen zouden trekken en daarmee een spoor van vernieling en ellende zouden trekken, werden ook vanuit Deurne en Vlierden vertegenwoordigers naar de aanvoerders van het aanvallende leger gestuurd om hun gunstig te stemmen en om hun dorp te sparen. Men moest zich daarvoor flink in de schulden steken want feitelijk moest naast de cadeaus, die aan de legeraanvoerders gegeven werden, ook dubbele belasting betaald worden, zowel aan de Franse als aan de Staatse partij. De tol die moest worden betaald om te verhinderen dat er in Deurne of Vlierden werd gemoord, gebrand of geplunderd, was zeer hoog. Binnen drie weken tijd moesten er door Deurne liefst vier zo geheten sauvegardes worden betaald voor een totaalbedrag van 1.630 gulden. Op 10 augustus trok de Franse maarschalk Turenne zich vanuit Den Bosch terug in Beek en Donk, waar hij 23 dagen met zijn leger bleef. Dagelijks trokken van daar uit soldaten door de verre omgeving, ongetwijfeld ook door Vlierden en Deurne, om graan, hooi, stro, vee en andere goederen te plunderen. Op 2 september trok kapitein La Foulle met zijn leger over Deurnes grondgebied naar Someren. De troepen van Turenne en van La Foulle kostten Deurne de aanzienlijke som van 9.360 gulden. Daarnaast moest er zowel in Maaseik als in Grave 1.500 gulden worden betaald. Daarbij kwamen nog leveranties van hooi, stro, etc. voor een bedrag van 4.400 gulden. De arme Deurnenaren konden het allemaal niet opbrengen. De schamele bezittingen die men nog had, werd op 19 november 1672 door een Franse bende gestolen. Zowel de kerk als de huizen werden leeggeplunderd; honderden kisten en kasten werden kapot geslagen en de inhoud gestolen. Ook lieten ze de herberg 't Witte Peerdt tot de grond toe afbranden. De schade werd gerekend op 2.698 gulden. Er werd ook moedwillig iemand doodgeschoten en vier anderen raakten zo zwaar gewond dat ze de rest van hun leven niet meer konden werken.

Vijf timmerlui moesten op kosten van de gemeente naar Cranendonk, waar de Fransen in garnizoen lagen, om daar twaalf weken te gaan werken, opnieuw een kostenpost van 400 gulden. Ook moesten er twaalf karren, elk bespannen met twee paarden, geleverd worden om transporten te verzorgen tussen Cranendonk en Maaseijk, hetgeen 180 gulden kostte. Daarnaast was er natuurlijk enorm veel schade omdat het land niet bewerkt kon worden, er geen zaaigoed was en gebrek aan turf voor een ijskoude winter zorgde.

Een van de eerste Vlierdense slachtoffers van de Franse inval was Jan Joost Willems, hoevenaar van de Kerkhofhoeve, die kort voor Pinksteren moest toezien hoe de Fransen de Astense Aa tussen Belgeren en Stipdonk lieten overstromen en daarmee zijn weilanden waardeloos maakten.

In Vlierden moest men ook een forse schadevergoeding betalen, omdat men de Vlierdense gemeenschap medeplichtigheid achtte aan de dood van een Franse cornet. Na het dodelijk ongeval ontving Vlierden een op 22 september 1672 gedateerde brief vanuit de garnizoensplaats, waarin de schadevergoeding werd opgeëist: De brief luidde als volgt:

"Wij commanderende voor den coninck op den casteele van Craenendonck volgens ordre ende macht aen ons gegeven door den heere hertogh van Duras lieutenant generael, commanderende als overste een der legers van den coninck ende aen heere Charuet, intendant vant selve leger, belasten aende gemeijnte van Vlierden te betalen aen den heere Vignolle, capiteijn van een compagnie lichte peerden, alhier garnisoen houdende, de somme van hondert pattacons voor den prijs, tusschen hem ende ingesetenen der voornoemde dorpe aengegaen, over de weerde van een peerdt van een ruijter gedoodt, twee coppelen pistolen, eenen mantel, een veltteecken, eenen bandelier ende eenen silveren degen, genomen door een parthije Hollanders aen de deure van den borgemeester desselve dorps.
Sijn daer en boven plichtich in handen van den voorn: heere te leveren 't peert van sijnen gedooden cornet, dat sij sullen hebben te lossen als mede 't peert van den leijtsman ter plaetse genaemt Venlo, Fransch lant, alwaer sij vercoght waeren door de soldaeten der voorn: parthije.
Allen 'twelck beneffens de voorn: somme van 100 pattacons wij belasten aenden voorn: dorpe te betalen ende leveren om te dienen voor exempel aende alle de gene die sijn onder protectie ende sauvegarde des conincxs, op dat sij niet sullen hebben te verleenen passagie noch hulp aende parthijen ende hollantse trouppen.
Actum op den Casteele van Craenendonck den 22 september 1672
onderteeckent Den Ridder Perrin, gecachetteert met desselffs gewoonlijcken cachette in rooden lack."

Na afloop van het legergeweld maakte men ook in Vlierden de rekening op van de geleden schade, ofwel een specificatie van den bederf in die franschen oorloch inden jaere 1672 en 1673.

  • Specificatie en declaratie van alsulcken oncosten schaden en bursamenten als 't cleijn dorpken Vlierden gelegen inden quartier van Peelant Meijerije van 'sHertogenbosch heeft moeten becostigen ende uijtstaen soo door brantschatting, legertochten als andere troupen ende belastinge soo op 't corpus in 't generael als bij de nabueren aldaer in 't particulier van den meij 1672 aff tot den october 1673 toe, wesende nauwelyx anderhalf jaer tijts, als volgt in 't generael:
    • Eerstelyck in contributie door den francoysen geduerende den voors. tijt bij brantschattinge affgeperst gelijck des noot can blijcken bij borgemrs. rekeninge ende fransche quitantien een en twentich hondert ende vijffentnegentich gulden dico 2195-0-0
    • item gheperst in voragie te leveren van den voors. tijt aen 't garnisoen van Maseijck en Grave en Cranendonck met oncosten van dien. daervoor door de borgemrs. betaelt 2075-18-0
    • item van vette beesten gedwongen te leveren tot Maseijck voors., daervoor betaelt 800-0-0
    • item noch aen vrachtkarren naar Maseijck ende wercklieden met karren op Cranendonck moeten becostigen ende uytgeven bij de borgemrs. ter somme 319-0-0
    • item binnen Vlierden voorss. aen partije voetsoldaten van haer Ed.Mo. liggende op de Vuchterschansch (soo men bericht is) eenen Franschen kornet uijt Cranendonck doodgeschooten sijnde, sijn de borgemrs. daer om op Cranendonck tot haeren onschult in gevanckenisse gehaelt ende van dorps wegen voornoempt aen den gouverneur aldaer met ten oncosten van verteringe ende lichten van attestatie moeten betalen ter somme van elfhondert gulden dico 1100-0-0
    • item de borgemrs. naer den comptoir van Maseijck met contributiegelt gaende is de selve op den wech door de troupen overweldicht 250-0-0
    • item noch van acht vette beesten gedwongen te leveren aenden leger voor Maestricht, door den borgemrs. betaelt 200-0-0

Dit alles moet voor Vlierden werkelijk rampzalig geweest zijn en men kan zich voorstellen dat de bevolking van toen in bittere armoede verder moest....

Dergelijke taferelen kenden onze Deurnese voorouders al van de Tachtigjarige Oorlog, men leze het boek Staatsvormend geweld van Leo Adriaenssen om zich te overtuigen, en zij werden opnieuw het kind van de rekening tijdens de Franse inval van 1702, de Oostenrijkse Successieoorlog in 1747-1748 en de Eerste Coalitieoorlog (1792-1797).

Een brief die in januari 1673 door het kwartier van Peelland naar de Raad van State werd gestuurd. geeft enigszins een beeld van de gevolgen van de oorlog voor de Peellandse bevolking.

Dienen oidtmoedelijck te kennen de arme gantsch bedroeffde, bedorve en ellendige ingesetenen des quartiers van Peelandt, dat hen dese oirloge meer ende overvloediger heeft getreft als andere, mits alle doortochten van Mazeijck, Cranendonck en Grave door hen quartier vallen en zulcs de inlogeringe subject hebben de verscheijde heele legers op haeren hals gehadt en moeten onderhouden, gelijck noch dagelijcx met sware parthijen der vijanden oock troupen van desen staet alles is en voorts wordt uitgeteert soodanich dat noch voor menschen off vee nauwelijcx iet wes overich is, hebbende de vijanden hen arme supplianten van perden, beesten en schapen berooft, ende t'gene noch gebleven mochte wesen, sien zij dagelijcx van pure honger en gebreck met droevige oigen vergaen, sulcx dat henne landen blijven ledich en ongecultiveert leggen, die dan dadelijck wederkeren tot heije tot onwerdeerlijcke schade. Wordende daerenboven noch met sware executien, verbranden van huijsn, weghaelen van verscheijde principaelste ingesetenen, 't plunderen van kercken ende huijsen, leverantien en onophoudelijck pretensien der vijanden vermidts die midden in het voors. quartier op Cranendoncq hen onthouden gequelt ende soo uitgeput, dat zij noch op particuliere gemeentens of corporeel crediet eenige penningen tot voldoeninge hender schulden en de compoiren van hare Ho.Mo. connen op intresse crijgen, waarbij compt dat de beste voor dese welgestelde ingesetenen, alles bij gesedt hebbende, uiten voors. quartiere retireren en veel aensienlijcke plaetsen desperaet staen om alles te verlaten en elders ruste gaen soecken, zijnde veele tot sulcke armoede vervallen, dat zij voor haer en henne kinderen om den hongeringen buijck te vollen de spoelinge ende drass van corn brandewijn uit noodt tot spijse gebruicken ofte om broot bidden, wordende noch dagelijckx tot voldoeninge der verpondingen, gemeene middelen ende geestelijcke rentmeesters met sware ende costelijcke executien bedwongen ende alzoo ten lesten alles zullen moeten verlaten, waerdoor soo aensienlijcke lantschap tot een woestijne staet te veranderen en menichte voertrefflijcke familien ten gronde geruineert te worden, ten ware U Ed, Mo. vaderlijcke oigen op der selver notoire ellenden en smerten geslagen wierden.
Weshalven soo werpen die arme supplianten aen de voeten van U Ed.Mo. als henne vaders, biddende met haere bedorven soo bedorven en getrouwe onderdanen medelijden te hebben ende hen treffende ellenden en rampen met genadige oigen te aenschouwen en hen te remitteren de verpondingh en gemeene middelen, tzedert 1 meij 1762 verschult, latende hen in toecomende gestaen midts betaelende in plaetse van de verpondingen en gemeene middelen een redelijcke redemptie en midts het voorn. quartier van Peelandt soo seer boven andere bedorven is, dat zij mogen gestaen met twee derde parten der redemptie in de voorgaende oirloge metten coninck van Spangnien gegeven.[1]

Met het einde van het rampjaar 1672 was de Franse bemoeienis met onze streek nog niet ten einde. In 1674 moest op straffe van brandschatting nog iedere twee maanden aan de Fransen contributie worden betaald. Door Deurne moest 764½ gulden en 8½ beesten (=koeien) worden geleverd, terwijl Vlierden goed was voor 168½ gulden en 2½ beesten.[2]

Het enige lichtpuntje van het rampjaar 1672 was dat de schuurkerken, die tijdens de bezetting door de Fransen, en mogelijk zelfs door hen aangemoedigd, massaal waren opgericht of openlijk in gebruik waren genomen, na hun vertrek in stand mochten blijven en er meer godsdienstige verdraagzaamheid kwam.

Bronnen, noten en/of referenties
  1. BHIC Archief Kwartier van Peelland, toegang 2, inv.nr. 25 fol. 171-173
  2. BHIC Archief Kwartier van Peelland, toegang 2, inv.nr. 25 fol. 263