Heeft u correcties, aanvullingen of foto's bij een artikel dan kunt u die hier mailen.
Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank!
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis

Kerkkoor Sint-Cecilia Deurne-Centrum

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Kerkkoor Sint-Cecilia verzorgde tenminste vanaf het begin van de negentiende eeuw de liturgische gezangen in de Sint-Willibrordusparochie.


Ontstaan[bewerken | brontekst bewerken]

Mogelijk dateert het koor van 1819, tenminste als we mogen afgaan op een bericht dat in de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 3 december 1869 verscheen:

Deurne 25 November. Gisteren vierde men binnen onze gemeente een zeldzaam feest, het was namelijk de 50e maal dat de Cecilianen bij mej. de wed. Janssens in den Gouden Leeuw, hunne jaarlijksche bijeenkomst vierden (den pot verteerden). Bij het uitmuntend diner, door genoemde jufvrouw bij die gelegenheid die heeren aangeboden, werd HEd. eene aangename verrassing weggelegd. Immers ter herinnering van dien dag, werd haar door de koristen een fraai souvenir vereerd.[1]

Hiermee in overeenstemming is dat in de kerkrekeningen vanaf 1820 vergoedingen voor de voorzanger voorkomen.

Dat het feest in 1903 voor de vijfenzeventigste keer gevierd werd, zou inhouden dat het tussen 1869 en 1903 enige jaren niet werd gevierd. In Het nieuws van den dag van 11 december 1903 was hierover te lezen:

Te Deurne (N.-Br.) hebben de koorzangers der kerk het Ceciliafeest dit jaar voor de 75ste maal gevierd door het houden van een feestmaaltijd in het koffiehuis "De Gouden Leeuw", van de kinderen Janssens. Voor de 50ste maal was deze maaltijd verzorgd en toebereid door de tegenwoordige eigenaresse, mejuffrouw M. Janssens.

Bij de verschillende toasten, der jubilarisse toegesproken, voegen wij den wensch, dat zij nog menig jaartje getuige moge zijn van den groei en bloei van dit gezelschap. Pastoor De Louw stelde een koorreglement op dat in 1860 door diens opvolger pastoor Verhoeven werd overgenomen en aangevuld.

Sint-Ceciliaviering[bewerken | brontekst bewerken]

Hoogtepunt van de kooractiviteiten was het jaarlijkse Sint-Ceciliafeest. De koorleden mochten dan een of anderhalve dag feestvieren. 's Morgens begon men met een ontbijt met koffie en al in de ochtenduren mocht er matig gebruikt gemaakt worden van gedestilleerde drank. Ook het uitgebreide middagmaal, eventueel het avondmaal, en het biergebruik op die dag waren voor rekening van het koor.

Meestal werd er in de kerk gerepeteerd, maar volgens het reglement werd door het koor ook het bier vergoed dat tijdens de repetities van tijd tot tijd, meestal een keer per maand, gebruikt werd. Waarschijnlijk werd er dan geoefend in een van de dorpsherbergen.

Tarieven[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens de kerkvisitatie van 7 augustus 1860 werd door de deken, op aanschrijven van de bisschop, een aantal voorstellen gedaan om flink te bezuinigen op de uitgaven van de kerk. Deze voorstellen werden door het kerkbestuur als billijk ervaren en goedgekeurd. Over de beloningen aan de verzorgers van het muzikale gedeelte van de liturgie werden toen de volgende afspraken gemaakt:

  1. De organist, die tevens tweede voorzanger was, zou voortaan jaarlijk 150 gulden krijgen.
  2. De voorzanger, die dagelijks moest komen afdraven, ontving 80 gulden.
  3. De zangers, die niet elke dag hoefden te verschijnen, kregen 60 gulden.
  4. De orgeltrapper kreeg 25 gulden als hij zijn plicht goed vervulde.
  5. De opbrengst van de schaal op het koor was voortaan voor de koorleden zelf.
  6. Eventuele boetes moesten de koorleden uit eigen zak blijven betalen.
  7. De gelden van de zitplaatsen op het koor, ook van personen die geen zanger zijn en op het koor komen, kwamen ten goede aan de kerk, om eventueel misbruik te vorkomen.
  8. De repetities moochten op het koor gehouden worden.
  9. Het koor ontving evenals vroeger tien cent per gezongen mis.

Tijdens het Ceciliafeest van 1860 gingen ook de koorleden accoord met het nieuwe vergoedingensysteem.
Het is duidelijk dat het koor ook vóór die tijd al actief was. In de kerkrekeningen vanaf 1820 komt jaarlijks een uitgave van 20 gulden voor ten behoeve van de voorzanger. Een enkele keer wordt deze ook met name genoemd: Piet Munsters (1821) en Mathijs Goossens (1824).

Bestuur[bewerken | brontekst bewerken]

De pastoor was destijds volgens het bisschoppelijk reglement het hoofd van de plaatselijke kerk en tevens van het koor. Hij bepaalde het aantal zangers, nam nieuwe zangers aan, stelde regels tot handhaving van de orde en zedigheid en had het recht om zangers het koor te ontzeggen.
Ook koos hij onder de koorleden een deken en een directeur, die met de organist en de voorzanger de directie van het koor vormde; de directieleden waren verantwoordelijk voor zedig gedrag op het koor en ordelijke uitvoering van de zang.
Als de bestuursleden met de kastelein de jaarlijkse afspraken gingen maken over de viering van het Sint-Ceciliafeest dan mochten ze daarbij vier liter bier nuttigen.

Orde[bewerken | brontekst bewerken]

Het was volgens het reglement verboden om onnodig te praten, te veel van plaats te veranderen of tijdens de preek zangstukken in te kijken. Verder werd iedere storende oneerbiedigheid op het koor streng verboden, op een boete van 2½ cent per keer. De voorzanger moest daarvan, onder toezicht van de organist, de directeur en de deken, stipt aantekening houden. De verschuldigde boetes werden ingehouden op het traktement. Ging je herhaaldelijk in overtreding dan werd je naam aan de pastoor doorgegeven.

Als koorleden dronken op het koor kwamen of zich tijdens het Ceciliafeest of repetities aan overdaad in den drank merkelijk schuldig maakten dan verloren ze daardoor hun rechten als koorlid.

De organist, de voorzanger en de orgeltrapper moesten in iedere gezongen mis en dienst verschijnen. Waren ze wettig verhinderd dan moesten zij zelf voor een bekwaam ander persoon zorgen. De overige koorleden moesten aanwezig zijn volgens een vooraf bepaalde regeling. De koorleden mochten niet de kerk uitgaan voordat de litanie met de vijf onzevaders gebeden was of in het lof voordat het rozenhoedje gebeden was. Dit alles op een boete van 2½ cent.

Nieuwe zangers[bewerken | brontekst bewerken]

Nieuw aangenomen jonge zangers moesten zich voortdurende bekwamen in de zang en zich op den duur fatsoenlijk en deugdzaam gedragen. Was men onbekwaam of misdroeg men zich, voornamelijk door overmatig drankgebruik, dan werd het lidmaatschap ontnomen.

Tot 1860 was het blijkbaar gebruikelijk dat de vertering tijdens de uitvaarten ook voor rekening van het koor kwam. Daaraan kwam toen een einde. Er werd in het nieuwe reglement zelfs aangetekend dat het hoogst onbetamelijk en afkeurenswaardig was als de koorzangers de verteringen uit eigen zak betaalden, met andere woorden: zij hoorden nuchter te blijven.[2]

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant 3 december 1869
  2. In het parochiearchief bevindt zich onder nr. II-X.G.1 het reglement voor het zangkoor der H.Willibrordus te Deurne 1861