Bewerken van Petrus van Leijsel (1770-1841)
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Deze bewerking kan ongedaan gemaakt worden. Hieronder staat de tekst waarin de wijziging ongedaan is gemaakt. Controleer voor het publiceren of het resultaat gewenst is.
Huidige versie | Uw tekst | ||
Regel 33: | Regel 33: | ||
In december 1820 diende Peter Fransen zijn vrijwillig ontslag in bij de commissaris van de koning. De districtscommissaris begeleidde deze ontslagaanvrage met een schrijven, waarin onder meer stond: | In december 1820 diende Peter Fransen zijn vrijwillig ontslag in bij de commissaris van de koning. De districtscommissaris begeleidde deze ontslagaanvrage met een schrijven, waarin onder meer stond: | ||
::...''Toen in het begin van 1819 de vorige gouverneur mij de eer aandeed mij over de voordracht tot schouten voor de onderscheidene gemeentens van mijn arrondissement te raadplegen heb ik den rekwestrant opgegeven eendeels wijl ik het eenigzins hatelijk vinde iemand uit zijn functiën te removeren, doch voornamelijk wijl mij in deze kleine rurale gemeente niemand bekend was, en ik ook stellig verzekeren kan dat er zich niemand bevond die zich eenigzins tot schout kwalificeert. De eerste dezer redenen vervalt nu geheel door het verzoek van ontslag, de tweede blijft nog bestaan, er is in Vlierden volstrekt niemand die ik kan voordragen, daarbij bevinden zich de gemeentens finantiën, zoo door slapheid en onkunde van den burgemeester als vooral door de voortvlugtigheid van den vorigen plaatselijken ontvanger in de grootste wanorde hetgeen mij bij gelegenheid mijner gedane ronde gebleken is''.... | ::...''Toen in het begin van 1819 de vorige gouverneur mij de eer aandeed mij over de voordracht tot schouten voor de onderscheidene gemeentens van mijn arrondissement te raadplegen heb ik den rekwestrant opgegeven eendeels wijl ik het eenigzins hatelijk vinde iemand uit zijn functiën te removeren, doch voornamelijk wijl mij in deze kleine rurale gemeente niemand bekend was, en ik ook stellig verzekeren kan dat er zich niemand bevond die zich eenigzins tot schout kwalificeert. De eerste dezer redenen vervalt nu geheel door het verzoek van ontslag, de tweede blijft nog bestaan, er is in Vlierden volstrekt niemand die ik kan voordragen, daarbij bevinden zich de gemeentens finantiën, zoo door slapheid en onkunde van den burgemeester als vooral door de voortvlugtigheid van den vorigen plaatselijken ontvanger in de grootste wanorde hetgeen mij bij gelegenheid mijner gedane ronde gebleken is''.... | ||
In de persoon van de Deurnese notaris en burgemeester [[Gerrit van Riet]], die tevens burgemeester van de [[gemeente Deurne en Liessel]] werd, zou Vlierden met Deurne een van de bekwaamste burgemeesters van Peelland krijgen. | In de persoon van de Deurnese notaris en burgemeester [[Gerrit van Riet]], die tevens burgemeester van de [[gemeente Deurne en Liessel]] werd, zou Vlierden met Deurne een van de bekwaamste burgemeesters van Peelland krijgen. | ||
Op 1 juli 1841 vond voor notaris Van Riet de verdeling plaats onder kinderen en kindskinderen van de door Peter Fransen en Allegonda Goossens nagelaten goederen. Onderstaande treft u daarvan de volledige notariële akte aan. | Op 1 juli 1841 vond voor notaris Van Riet de verdeling plaats onder kinderen en kindskinderen van de door Peter Fransen en Allegonda Goossens nagelaten goederen. Onderstaande treft u daarvan de volledige notariële akte aan. |