U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Nachtwacht

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

De nachtwacht werd gedaan door een of meer daartoe aangestelde personen. In onveilige tijden gebeurde dit ook herhaaldelijk door burgers. Een of meer personen werden dan bij toerbeurt verplicht om 's nachts wacht te lopen.


Dat het nachtelijk wachtlopen niet populair was bleek onder meer in december 1750, slechts enkele weken na de brutale roofoverval van 25 november 1750. Toen werd dienst geweigerd door Evert Meulendijks, Lucas Hendrik Smits, de knecht van Hendrik van Moorsel, de knecht van Jan Bertrums, de zoon van Peter Jan Flipsen en Engelbert Guij. Zij weigerden hun boete aan de drossaard te betalen en deze liet een aantal goederen van de overtreders afpanden, enkele koperen ketels, borstrokken, tinnen schotels etc., en publiek verkopen. De wetsovertreders waren voornamelijk afkomstig uit de rotten (wijken) van het Haageind en het Kerkeind. Enkele dagen voor de afpanding bepaalde de drossaard dat de opbrengst van de openbare verkoop, na aftrek van zijn eigen onkosten, ten gunste zou komen van de rotten waaruit de weigeraars afkomstig waren zodat de dienstwillige rotgezellen de opbrengst gezamenlijk konden "verdrinken".

Op 20 november 1782 werd door drossaard en schepenen van Deurne besloten dat vanaf die dag iedere avond, vanaf het luiden van de klok van negen uur 's avonds, in ieder rot de rotmeesters in hun gehucht op de hoorn moesten blazen en twee mannen uit ieder gehucht moesten gaan patrouilleren. Het moesten bekwame personen boven de 16 jaar zijn, ieder voorzien van een met scherp geladen snaphaan. Zij moeten bij het luiden van de klok de hoorn bij de rotmeester gaan halen en daarop tijdens en patrouilleren langs de straat blazen zonder daar bij eenig geraas of getier te maken. Ze moesten 's morgens voor negen uur de hoorn weer bij de rotmeester inleveren. Ze moesten waken van negen uur 's avonds tot drie uur 's morgens. Deze maatregel gold toen tot 17 maart. Op overtreding stond een boete van 1 gulden en 10 stuivers.[1]

Vooral vagebonden en landlopers konden bij de plattelandsbevolking veel overlast bezorgen, maar zoals blijkt uit een resolutie van de Vlierdense schepenbank van 1787 vreesde men ook deserterende soldaten en joden.

Dat het houden van een nachtwacht vroeger in sommige tijden geen overbodige luxe was blijkt onder meer uit de volgende brief van 28 mei 1798 van de leden der opperadministratie in Den Bosch aan de gemeentebesturen:

We laten weten dat ons ter kennis is gebracht dat sedert enige tijd een troep landlopers en booswichten 's nachts met geweld in meerdere huizen op het platteland hebben ingebroken of met geweld de deuren geforceerd en de bewoners hebben vastgebonden, mishandeld en beroofd. Daartegen moet krachtdadig worden opgetreden. Daarom is na ingenomen advies van den agent-nationaal en overleg met de hoofdschout besloten om de dorpen te verplichten om een nachtwacht in te stellen, die moet letten op verdachte personen en, als ze die aantreffen, te arresteren als ze geen behoorlijk paspoort kunnen tonen of voldoende kunnen bewijzen dat ze een eerlijk bestaan leiden of beroep uitoefenen. De gearresteerde moet meteen worden ondervraagd en daarvan moet eventueel melding gemaakt worden bij de drossaard en de hoofdschout.[2]

Wachtreglement

In het reglement van de nachtwacht, die in november 1807 in Vlierden werd ingesteld, was onder meer het volgende bepaald:

  • De mannen moesten 18 jaar of ouder zijn.
  • Ze moesten voorzien zijn van een goed geweer.
  • Ze moesten van 's avonds 10 uur tot 's morgens 4 uur in het hele dorp patrouilleren.
  • Ze moesten elk uur bij het huis van de president-schepen of een der schepenen aankloppen.
  • Ook overdag moesten twee mannen van 's morgens 8 uur tot 's middags 5 uur wachtlopen.
  • Alle vreemdelingen en personen zonder pas moesten gearresteerd worden.
  • De wachtlopers moesten 's morgens de wacht gaan aanzeggen bij degenen die de volgende avond dienst hadden.
  • Als iemand de wacht was aangezegd en hij kwam niet opdagen dan kostte hem dat een boete van drie goudguldens. (We kennen nog steeds de uitdukking: Iemand de wacht aanzeggen)

Plaatselijk konden dergelijke reglementen verschillend zijn. Zo was in 1807 voor Deurne de minimumleeftijd voor de burgerwacht gesteld op 16 jaar. De rotmeesters zorgden er daar voor dat de wachtlopers een hoorn of trompet kregen waarop ze elk kwartier moesten blazen. In Deurne stond een boete van zes gulden op overtreding van het wachtreglement.

Zie ook het artikel over de politie.


Bronnen, noten en/of referenties
  1. Gemeentearchief Deurne RHCe toegang 13181 inv.nr. 81
  2. Gemeentearchief Deurne RHCe toegang 13181 inv.nr. 41 - samengevat en vertaald naar hedendaags taalgebruik