Heeft u correcties, aanvullingen of foto's bij een artikel dan kunt u die hier mailen.
Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank!
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis

Maria Cornelia Johanna Knies (1860-1940)

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Kee Knies
Persoonsinformatie
Volledige naam Maria Cornelia Johanna Knies
Roepnaam Kee
Geboorteplaats Grave
Geboortedatum 29 maart 1860
Overl.plaats Wijchen
Overl.datum 15 december 1940
Partner(s) Janus Reijn (1859-1939)
Beroep(en) pastoorsmeid

Maria Cornelia Johanna (Kee) Knies (1860-1940) was van 1885 tot 1896 pastoorsmeid bij pastoor Bijnen in Helenaveen.


Kee was een dochter van de gepensioneerde adjunct onderofficier Pieter Knies (Katwijk a/d Rijn 1799-1874 Grave) en Maria Elizabeth Colijn (Grave 1823-1889 Heusy (B)). In het bevolkingsregister van Deurne wordt ze foutief vermeld als Johanna Maria Cornelia Knies met de foute geboortedatum 29 mei 1855.

Zij huwde op 43-jarige leeftijd op 26 mei 1903 in Nijmegen met de timmerman Janus Reijn, (Hilversum 8 februari 1859 - Wijchen 29 augustus 1939), zoon van Lambertus (Lammert) Reijn (Hilversum 1817-1886 Hilversum) en Johanna (Adriana) van Breda (Hilversum 1824-1903 Nijmegen).

Ze werkte van juni 1880 tot maart 1881 als dienstmeid in Helmond in het gezin van de fabrikant Arnoldus van Glabbeek-Prinzen. Na een kort verblijf bij haar moeder in Gouda vertrok ze eind april 1881 naar Rotterdam en kwam vervolgens via Utrecht weer terug naar Gouda, waar ze van januari 1884 tot mei 1885 als dienstmeid werkte in het gezin van een houthandelaar.

Op 20 mei 1885 kwam ze naar Helenaveen, waar ze de huishoudster en vertrouweling werd van pastoor Bijnen. Er was bij haar komst naar Helenaveen een ronduit slechte verstandhouding tussen de pastoor en de zes kort daarvoor naar het peeldorp gekomen zusters Franciscanessen van Veghel. Weldra werden op de poort tussen de kerk en klooster 's morgens herhaaldelijk anonieme briefjes gevonden met minderwaardige zinspelingen en spotprenten, gericht tegen de kloostermoeder zuster Agnes. Op een van die briefjes stond zelfs dat zuster Agnes binnen zes weken Helenaveen moest verlaten, anders zou ze door de andere zusters worden gedood. De angst zat er bij zuster Agnes zo diep in dat ze zelfs veldwachter Aarts een nacht in het klooster liet komen om voor haar lijfsbehoud te waken en de eventuele briefjesplakker(s) te kunnen betrappen. De volgende ochtend werd er geen briefje aangetroffen op de poort en men dacht daarmee het bewijs te hebben dat de zusters de schuldigen waren. De werkelijke plakker(s) werd(en) nooit gegrepen, maar de pastoor, zijn meid en de mogelijk ook koster Van Teeffelen waren de hoofdverdachten. Ze kregen hun zin want zuster Agnes, zuster Cornelia en zuster Virginia werden overgeplaatst. Moeder overste zuster Agnes was volgens een aantal andere zusters weliswaar streng maar werd niet door hen gehaat.

Toen pastoor Bijnen ziek werd en op zijn sterfbed lag, kwam de kapucijn pater Cajetanus naar Helenaveen om de dienst waar te nemen. Aanvankelijk geloofde die de negatieve verhalen die dienstmeid Kee over de zusters vertelde en was hij erg argwanend naar de nonnen. Tot hij eens een reis maakte met de nieuwe moeder zuster Cecilia, die hem de andere kant van het verhaal vertelde. Vanaf toen was de argwaan niet op de nonnen maar op de dienstmeid gericht. Kee liet niemand tot de zieke pastoor toe, zelfs geestelijke niet, en beheerde de sleutel van de brandkast. Het lukte de pater eens om de brandkast te openen. Hij ontdekte dat er 3000 gulden in de kluis lag en legde daar een van zijn baardharen bij. De volgende dag bleek zijn baardhaar en de 3000 gulden uit de kluis verdwenen. Kort daarop overleed de pastoor en kwam pastoor Kerssemakers naar Helenaveen. Hij trof er een grote administratieve warboel aan. Pastoorsmeid Kee verliet de pastorie en ging bij Verhoeven wonen.[1] Daar had Kee laten merken dat ze veel geld had. Verhoeven meldde dit bij de nieuwe pastoor, die de veldwachter en Kee liet optrommelen. Om het geld aan het licht te brengen werd Kee gesommeerd om zich uit te kleden. Ze wilde zich daarvoor terugtrekken naar een ander vertrek maar dat werd niet toegestaan. Ze bleek inderdaad in haar broek een bedrag van 3000 gulden te bewaren. Pastoor Kerssemakers procedeerde over de rechtmatigheid van dit geld tegen Kee maar verloor uiteindelijk het proces, hetgeen hem veel geld kostte.[2]

Kee Knies deed nog een poging om als pastoorsmeid bij Kerssemakers in dienst te komen, maar dat ontlokte hem de uitspraak: "Nog niet, al brengt ze iedere dag 1000 gulden mee".[3]

Op 8 september 1896 verliet Kee Helenaveen en vertrok naar Den Haag. Later verbleef ze achtereenvolgens in Goirle, Gouda, Nijmegen en Wijchen.

Bronnen, noten en/of referenties
  1. In het bevolkingsregister is deze verhuizing niet geadministreerd.
  2. Van deze procesgang werden nog geen archiefstukken gevonden.
  3. De verwikkelingen rond pastoor Bijnen, Kee Knies en de Helenaveense zusters werden in maart 1945 door zuster Hendrina in het memoriaal van de zusters van Helenaveen geschreven. Ze had het vernomen van zuster Scholastica die dit alles heeft meegemaakt. Zuster Scholastica is een eerlijk, onpartijdig en betrouwbaar mens. Zo schreef ze erbij.