Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis Vanaf 1 januari 2025 wordt dat Iedere eerste maandagochtend en derde woensdagochtend van de maand. |
Lodewijk Wijchel (1725-1798)
Lodewijk Wijchel | ||
. | ||
Persoonsinformatie | ||
Volledige naam | Lodewijk Wijchel | |
Geboorteplaats | Borculo | |
Doopdatum | 6 mei 1725 | |
Overl.plaats | Eibergen | |
Overl.datum | 1798 | |
Partner(s) | Maria Magdalena Avink | |
Beroep(en) | schout van Deurne |
Lodewijk Wijchel (1725-1798) was van 1775 tot 1795 schout van Deurne.
Persoonlijk[bewerken | brontekst bewerken]
Wijchel werd geboren in 1725 als zoon van de protestant Simeon Wichel, luitenant en doctor in de rechten, en de Borculose schoolmeestersdochter Johanna Barbara van Santbergen. Hij was de oudste zoon; na hem werd nog een zoon Gerhardus Theodorus geboren, die Doerus genoemd werd. Doerus werd net als zijn vader militair en begon als kadet.
Lodewijk Wijchel trouwde op 10 augustus 1755 in de gereformeerde kerk van Geesteren (Gelderland) met Maria Magdalena Avink, dochter van de predikant van Geesteren. Ze kregen slechts één kind:
- Johanna Barbara Theodora, (Borculo 20 juni 1756 - Deurne 21 juni 1827). Ze huwde met de Deurnese gemeentesecretaris Albertus Adrianus van Noort (1744-1799).
In of voor 1766 betrok hij als kastelein-rentmeester van de heer van Deurne het Groot Kasteel. Uit een persoonlijke band werd een bestuurlijke; in 1769 werd Wijchel aangesteld als schepen in de heerlijkheid Deurne. Zes jaar later volgde de benoeming tot schout van Deurne. Deze functie bekleedde hij 19 jaar. Zijn schoonzoon Albertus Adrianus van Noort (1744-1799) volgde hem op als kastelein en bewoner van het Groot Kasteel.
Knevelarij[bewerken | brontekst bewerken]
In 1788 kwam een frappant geval van knevelarij door drossaard Wijchel aan het licht. Hij had van vorster Balthasar van Schaijk vernomen dat na de begrafenis van Jan Peter Claassen op 7 december 1787 elf dagen later, op 18 december, in Meijel een mis ter zijner nagedachtenis was opgedragen en dat na afloop in herberg de Zwaan aldaar een rijk doodmaal was gehouden. Daaraan hadden uiteraard ook veel Deurnenaren deelgenomen. Dergelijke doodmalen waren in de generalitaitslanden verboden, maar konden in het "buitenlandse" Meijel zonder problemen plaatsvinden.
Wijchel stuurde de vorster op 7 juli 1788, dus ruim een half jaar na dato, naar de Moosdijk om de kinderen en erfgenamen een boete van 100 gulden aan te zeggen wegens deelname aan een verboden doodmaal. Men moet daar op de Moosdijk van verbazing ongeveer van zijn stoel gevallen zijn, maar blijkbaar werd de rechtmatigheid van de eis van de drossaard niet betwist. Peter Claassen, de volwassen zoon van de overledene, ging vervolgens namens zijn broers en zussen naar de drossaard om met hem te onderhandelen over de hoogte van de boete, iets wat ook in die tijd weliswaar formeel verboden maar zeker niet ongebruikelijk was. Op een gegeven moment legde Peter 60 gulden op tafel en wilde het daarvoor "afmaken", maar bij natelling door de drossaard bleken er 25 stuivers minder te liggen. Niettemin streek deze de centen op en beschouwde ze als voorschot, niet op de 60 gulden die Peter in gedachte had maar op de 100 gulden die hij eiste.
De drossaard wilde ook nog tien gulden boete opleggen aan alle Deurnenaren die hadden deelgenomen aan het doodmaal. Zijn probleem was echter dat hij niet kon bewijzen wíe dat waren. Met list en bedrog zocht en vond hij een gewillig en onnozel slachtoffer in de persoon van Goort Goorts, een Meijelse schepen die gehuwd was met Maria Claassen, een dochter van de overledene. Met een vriendelijk briefje werd Goorts naar het kasteel gelokt en daar aangekomen werd hij gevangen genomen. Vervolgens moest hij voor de Deurnese schepenbank getuigen en de namen van alle 22 Deurnese deelnemers aan het doodmaal noemen. Vervolgens kon Wijchel in de omgeving van Heitrak en Moosdijk de boetes gaan innen.
Dit geval van knevelarij kwam ter ore van de Astense kasteelheer Assueer Torck, een orangist en politiek tegenstander van de patriottische Wijchel, die de zaak aankaartte bij de hoge overheid. Het schijnt allemaal met een sisser te zijn afgelopen want Wijchel bleef tot aan de inval van de Fransen in 1795 op zijn post.[1]
In 1795 keerde hij terug naar de Achterhoek, waar hij in 1798 stierf.
Voorganger: Antonie La Forme |
Schout van Deurne 1775-1794 |
Opvolger: Joannes Wilhelmus van de Mortel |
Bronnen, noten en/of referenties
|