Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Johannes van den Boogaard (1790-1813)
Johannes van den Boogaard | ||
Persoonsinformatie | ||
Volledige naam | Johannes van den Boogaard | |
Geboorteplaats | Deurne | |
Geboortedatum | 18 februari 1790 | |
Overl.datum | 1813 |
Johannes van den Boogaard (1790-1813) werd geboren in Liessel op de Heitrak en sneuvelde als soldaat in het leger van Napoleon, mogelijk tijdens de slag bij Leipzig.
Johannes van den Boogaard was het vierde kind uit een gezin van negen kinderen van Johannes van d'Bogaert (1752-1845) en Petronilla Peters (1760-1819). Zijn grootvader Gijsbert Willems van den Bogaart vestigde zich in 1757 vanuit Schijndel op de Heitrak waar hij een nieuw gebouwde boerderij, genaamde de Tweede Hoeve den Heitrak, van Benedictus Arnoldus de Stokmans huurde die sedert die tijd door de familie Van den Bogaart werd bewoond.
Toen Johannes van den Boogaard werd opgeroepen voor militaire dienst deed hij nog een vergeefse poging om te deserteren. Door de familie Van Heugten in Liessel werd nog lange tijd een afschrift bewaard van de laatste brief die hij aan zijn familie schreef. De brief volgt hieronder in extenso. Het Liesselse schoolhoofd Jacob Wilhelm van Helden (1872-1930) publiceerde de brief op 26 november 1926 in een regionale krant, waarschijnlijk de Zuidwillemsvaart. Later schonk ook Gerard Engels aandacht aan de brief in D'n Uytbeyndel.
Brief[bewerken | brontekst bewerken]
Mensch[1] Den 4 Augustus 1813.
Vader en de moeder, Zusters en de Broeders.
Ik laat u weten dat ik nog fries en gesond ben. En ik hoop van U het zelven. Maar ik ben zoo krank geweest dat ik meende dat ik gestorven zouden hebben. Want ik was zoo siek dat men mij met twee man naar het kwartier moesten lijden en toen heb ik te Koovelens[2] zeeventien daagen in het hospitaal geleegen daar heb ik nog eenen endhoovensen gevonden en die is met mij naar Mensch toegerijst en van Mensch moest ik alleen naar Doesborg[3] daar is mijn batalon naar toe en zij hebben mij gezijt dat ik weer tamboer majoor zou worden maar ik weet het nog niet maar het mij ook hetzelven of ik word of niet want ik zal der den naard tog nooit bij krijgen of had ik geld genoeg te verteeren.
Vader en Moeder Susters en broeders en ik wensch u allemaal duisenmaal goeden dag en ook mijn zwager en vrouw en mij muijsjen (meisje) en nigten en neven en goede bekenden of het voor den lesten keer waar.
Maar ik vriendelijk van u vraag dat gij Zondaagen en hijligdaagen mis voor mij hoor want ik heb sint Pinsten[4] maar eens Sondags in de kerk geweest maar swerkendaags[5] nog al eenige keerens, want het ongeluk zou koomen dat Willem[6] op zou moeten trekken dan moet gij maar een rabesant[7] koopen.
Want het is beter tuijs te waater en te brood te leeven als soldaat te weesen en nu weet ik niet te schrijven als dat ik de Kijsrein[8] tussen Koovelens en Mensch tegen was gekoomen. En dat gij mij geen antwoort moet schrijven voor dat ik schrijf en voor dat ik een vaste plaas heb schrijf ik niet meer want het kan tog niet helpen of ik schrijf of niet. Verder schijd ik met de pen maar niet met het hert.
Groete u vrindelijk J.v.D.Boogaart
de adressering van de brief luidde:
- Monsieur J.v.D.Boogaart
- de Partement Bos De Rijn
- Arrondissement Endhooven
- Kanton Asten
- A Heydrik
Bronnen, noten en/of referenties
|