Bewerken van Godefridus Cleven (1749-1826)
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Deze bewerking kan ongedaan gemaakt worden. Hieronder staat de tekst waarin de wijziging ongedaan is gemaakt. Controleer voor het publiceren of het resultaat gewenst is.
Huidige versie | Uw tekst | ||
Regel 41: | Regel 41: | ||
Godfried Cleven, zijn zoon J. Peter (?) en de Vlierdense schoolmeester [[Gerard van Schaijk (1748-1821)|Gerard van Schaijk]] protesteerden in een brief van 16 november 1798 bij het dorpsbestuur van Vlierden tegen de voorgenomen [[Naasting van de kapel van Vlierden rond 1798|naasting van de kapel door de Vlierdense katholieken]]. | Godfried Cleven, zijn zoon J. Peter (?) en de Vlierdense schoolmeester [[Gerard van Schaijk (1748-1821)|Gerard van Schaijk]] protesteerden in een brief van 16 november 1798 bij het dorpsbestuur van Vlierden tegen de voorgenomen [[Naasting van de kapel van Vlierden rond 1798|naasting van de kapel door de Vlierdense katholieken]]. | ||
In de zomer van 1799 ontstond een conflict tussen Godefridus Cleven en zijn huisbaas d’Aumerie. Die laatste liet beslag leggen op de oogst van zijn pachter. Cleven liet het er niet bij zitten. Hij liet zijn buren een verklaring ondertekenen dat zij ''onder presentatie van eede waarheid te zijn dat denselven Cleeven ons voorkomt onvermogend en arm te zijn, soo als ons uit de dagelijkse ondervinding, omstandigheeden en toestand van hem, zijn vrouw en kinderen ten zijnen woonhuijs te kennelijk is.''<ref>In dat stuk werd Godefridus Cleeven aangeduid als inwoner van Liessel; de Hazeldonk lag | In de zomer van 1799 ontstond een conflict tussen Godefridus Cleven en zijn huisbaas d’Aumerie. Die laatste liet beslag leggen op de oogst van zijn pachter. Cleven liet het er niet bij zitten. Hij liet zijn buren een verklaring ondertekenen dat zij ''onder presentatie van eede waarheid te zijn dat denselven Cleeven ons voorkomt onvermogend en arm te zijn, soo als ons uit de dagelijkse ondervinding, omstandigheeden en toestand van hem, zijn vrouw en kinderen ten zijnen woonhuijs te kennelijk is.''<ref>In dat stuk werd Godefridus Cleeven aangeduid als inwoner van Liessel; de Hazeldonk lag weliswaarwaar op Vlierdens grondgebied maar op op Liessel georiënteerd.</ref> Ook liet hij een de erkende landmeter J.H. Neiszen de perceeltjes opmeten die hij van d’Aumerie huurde. Volgens Cleven was daardoor komen vast te staan dat d’Aumerie hem misleid had: in plaats van de 35,5 morgen en 4 lopense die volgens het contract aan hem waren verhuurd, was het land nog geen 56 lopense groot. Hij meende daarom recht te hebben op een behoorlijke vergoeding voor de te veel betaalde huur en tienden.<ref>De opmerking over de tienden betreft het feit dat er kennelijk tienden waren genomen van minstens een deel van de gehuurde percelen, terwijl de afspraak was dat het land vrij van tienden was.</ref> | ||
{{Appendix}} | {{Appendix}} |