Franciscus Baesten (1778-1853)
| Franciscus Baesten | ||
| Persoonsinformatie | ||
| Volledige naam | Franciscus Baesten | |
| Roepnaam | Francis | |
| Geboorteplaats | Meijel | |
| Doopdatum | 21 september 1778 | |
| Overl.plaats | Zesgehuchten | |
| Overl.datum | 9 december 1853 | |
| Partner(s) | (1) Jennemaria Jooosten (1766-1827) (2) Jacoba Mansvelders (1782-1832) (3) Maria Boeren (1798-1861) | |
| Beroep(en) | dagloner | |
Franciscus (Francis) Baesten (Basten) (1778-1853) was dagloner in Vlierden.
Hij was een zoon van Joannes Basten (Meijel 1740-1780 Meijel) en Petronella Oomen (Meijel 1741-1814 Meijel).
Franciscus huwde (1) op 20 oktober 1799 in Vlierden met Jennemaria (Johanna Maria) Joosten, (Vlierden 30 april 1766 - Vlierden 23 januari 1827), dochter van Henricus Hendrickx (1725-1784) en Joanna van Heuvel (1729-1795).
De volgende kinderen werden uit dit huwelijk geboren:
- Johanna, (Vlierden 27 maart 1801 - Vlierden 16 juni 1809).
- Joanna Maria (Joannamaria) Baesten (Basten), (Vlierden 7 mei 1805 - Leiden 16 november 1829). Ze was ongehuwd toen ze in het Sint-Ceciliagasthuis van Leiden overleed,
- Petrus (Pieter, Peter) Baesten (Basten), (Vlierden 10 april 1807 - Gestel 27 december 1882). Hij huwde met Jacomina Rooijackers (1812-1881).
Franciscus huwde (2) op 24 november 1827 met Jacoba Mansvelders, (Vlierden 21 april 1782 - Vlierden 19 mei 1832). Zij was weduwe van Godefridus Smits (1761-1815) met wie ze een kind had en daarnaast had ze een buitenechtelijk kind. Hun tweede huwelijk bleef kinderloos.
Franciscus huwde (3) op 31 augustus 1833 in Tongelre met Maria Anna (Maria) Boeren, (Tongelre 9 november 1782 - Tongelre 30 oktober 1861), dochter van Adrianus Boeren en Anna van de Gruijthuijsen. Maria was weduwe van Franciscus Martens (Nuenen 1776-1828 Tongelre). Ook dit huwelijk bleef kinderloos.
Moord in Meijel
Op 1 augustus 1796 zou hij rond 9 uur 's avonds in Meijel ene Willem aan de Heij hebben vermoord en nam hij de wijk naar Vlierden. Hij werd vanwege die moord ter dood veroordeeld en op 11 en 17 februari 1802 werd door het Frans gouvernement in Roermond aan de drossaard van Cranendonk om zijn uitlevering verzocht. Die stuurde de uitlevering door naar Vlierden, maar de schepenen van Vlierden maakten op 22 februari 1802 bezwaar tegen de uitlevering omdat er bij het uitleveringsverzoek geen behoorlijke bewijzen van de misdaad en het doodvonnis waren overlegd.[1] Vervolgens werd bij de hogere overheid geprobeerd om hem uitgeleverd te krijgen. Dat lukte niet omdat hij in Vlierden sedert een geruimen tijd niet meer in dien omtrek gezien was, zo werd op 3 januari 1803 gemeld.[2] Waarschijnlijk heeft men in Vlierden niet al te serieus naar hem gezocht.
Van 1815 tot 1826 huurde hij een huis met een stukje land van het burgerlijk armbestuur van Vlierden maar de huur moest als oninbaar worden afgeschreven.[3] Waarschijnlijk leefde hij met zijn gezin in Vlierden in uiterst armoedige omstandigheden.
| Bronnen, noten en/of referenties |