Heeft u correcties, aanvullingen of foto's bij een artikel dan kunt u die hier mailen.
Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank!
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis

Johannes Antonius Martinet (1694-1739)

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
(Doorverwezen vanaf Dominee Martinet)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Johannes Antonius Martinet
.
Persoonsinformatie
Roepnaam Jean Anthoine
Geboorteplaats 's-Hertogenbosch
Geboortedatum 27 januari 1694 (doop)
Overl.plaats 's-Hertogenbosch
Overl.datum 6 april 1739
Partner(s) Pieternelle van der Horst
Beroep(en) predikant

Johannes Antonius Martinet (1694-1739) was predikant in Deurne van 1717 tot 1735. Hij was de vader van de beroemde Jan Floris Martinet, die in Deurne geboren werd.

Gezin[bewerken | brontekst bewerken]

Johannes Antonius Martinet, in het doopregister van Den Bosch ingeschreven als Jean Anthoine, werd op 27 januari 1694 in 's-Hertogenbosch gedoopt als zoon van Jean Martinet (20 maart 1658 - ?) en Marie Catharine Boucher.
Martinet huwde op 16 december 1726 in de nederduits-gereformeerde kerk te Lage Mierde met Pieternelle van der Horst, ('s-Hertogenbosch, 22 mei 1691 - ca 1760), dochter van Florentius van der Horst en Helena Keuchenius. Uit dat huwelijk werden de volgende kinderen te Deurne geboren:

  1. Maria Catharina (Deurne, 19 oktober 1727 - Acquoij, 26 april 1770), genoemd naar haar vaderlijke grootmoeder Maria Caterinne Boucher;
  2. Johannes Florentius (Jan Floris) (Deurne, 12 juli 1729 - Amsterdam, 4 augustus 1795), genoemd naar zijn beide grootvaders, huwde met Maria Margaretha van Ossenberg (ca 1720 - 1812);
  3. Helena (Deurne, 15 april 1731 - Dinther, 17 mei 1823), genoemd naar haar grootmoeder Helena Keuchenius (1660), huwde met ds. Henricus Engelbertus Kuijpers (1725-1801), predikant te Acquoi, Veghel en Erp;
  4. Wilhelmus (Deurne, 7 juni 1733 - 's-Hertogenbosch, circa 1740), genoemd naar zijn oud-oom Wilhelmus Keuchenius (1662-1743), predikant te Vught.

Intrede[bewerken | brontekst bewerken]

Na het overlijden van dominee Rauwers op 8 februari 1717 werd in mei van dat jaar Johannes Anthonius Martinet beroepen. Op 8 juni werd hij in Deurne bevestigd. Ruim 18 jaar bleef hij in Deurne werkzaam.
De bevestiging geschiedde door dominee W. H. van Flodrop, predikant te Aarle, Beek en Lieshout. De Gemertse dominee I. Hanewinkel verrichtte de handoplegging. Op 17 oktober 1717 deed Martinet zijn intrede met een tekst uit Cor. 12.9:

Ende hij heeft tot my geseght: Myne genade is u genoegh, want myne kracht wort in swackheyt volbracht. Soo sal ick dan veel liever roemen in myne swackheden, op dat de kracht Christi in my woone.

Hij begon zijn predikatie met een Griekse tekst.

Lijdenspredikaties[bewerken | brontekst bewerken]

Dominee Martinet maakte in het voorjaar van 1718 een begin met het houden van lijdenspreken op iedere vrijdag tijdens de vastentijd. In het boek van de kerkenraad tekende hij aan:

Aangezien het de Goddelijke Voorzienigheid heeft gelieft ons de onderwijzinge en opbouw der Christen Gemeente aan te beveelen, zo hebben wij tot meerdere stigtinge deszelfs als mede tot uitlokking der Roomsgezinden goet gevonden, wekelijks op Vrijdags avont tot Paasschen toe, 's Heilands bitter lijden te verhandelen, mij geensins behelpende alsof het verzoek de wenschingen van goede vrienden, mij dit voornemen had afgeperst, neen, maar onbedwongen, vrijwillig ter volbouwinge van mijne dierbaare tijd, de genegentheid der gemeente met de daagen myner bedieninge groeiende, maakt dat ik myn werk met vreugde doe, de Drieënige God doe die vreugde volduuren tot in lengte van dagen in zyn Gunst! Hy geeve schijnsel over onsen arbeid; hy vermeerderd onzer aller kennisse en geloove en maake ons na dit leven bezitters van de eindelooze gelukzaligheid!
En vermits de geringe inkomsten der kerke niet vermooghen het noodige te bezorgen, hebbe, onder goetvinden van den Ho. Ed. Heer van Deurne en verdere Leden des E. kerkraats, een collecte ingestelt, waartoe neffens de voornaamste Leeden hebben gecontribueert, bedragende in 't geheel de somma van 11 gl. 2 st. 8 penn. besteet tot het koopen van een kroon, blaakkers, kaarssen, etc., 't resterende is aan den armen gegeven gelyk by gedaane rekening door den Predikant ons ondergen. Ouderling en Diaken gebleeken is. w.g. G. Hanewinkel Ouderling, Hendrik van Schaijk, Diaken

Schenkingen[bewerken | brontekst bewerken]

Op 20 december 1719 schonk hij uit eigen bewilliging aan de kerk een koperen lessenaar bij de preekstoel, een arm voor de zandloper, een kandelaar en een doopbekken. Een en ander had hij nieuw in Den Bosch laten maken ten dienste van de kerk en zyner gedagtenisse.

Kerkenraad[bewerken | brontekst bewerken]

Bij de komst van Martinet in Deurne waren ouderling en diaken de koster-schoolmeester Antonie La Forme en de vorster Antonie van Schaijk. In februari 1719 ontving de dominee van de Classis een schrijven, waarbij hem werd opgedragen om de samenstelling van de kerkenraad zo te wijzigen dat daarin geen kosters en vorsters zitting hadden, zoals de synodale wetten ook voorschreven. In de kleine protestantse gemeenschap was men echter, bij gebrek aan betere kandidaten, dikwijls verplicht deze personen aan te stellen. Toch werden op 16 oktober 1719 in plaats van Abraham van Hoeck de president Gerard Hanewinkel, in plaats van schoolmeester Antonie La Forme de vice-president Hendrik van Schaijk en in plaats van wijlen de vorster Antonie van Schaijk de substituut-drost Johan de Cassemajor jr. benoemd.

Toen Abraham van Hoeck in 1734 bedankte, hij was inmiddels 85 jaar oud, werd in zijn plaats de Liesselse koster en schoolmeester Martinus Verhoeven gekozen. Dominee Martinet protesteerde daartegen en stelde de benoeming aan de orde in de classicale vergadering te Eindhoven op 28 en 29 september 1734:

Heeft D. Martinet, aan de E. Vergadering bekent gemaakt, dat zonder deszelfs toestemminge, met meerderheid van stemmen, tot diaken te Deurne verkoozen was de persoon van Martinus Verhoeven, schoolmeester en koster te Liessel en vermids deeze aanstelling was strijdende tegen de Synodale resolutie, had zijn E. ook zwarigheid gemaakt den voorn. schoolmeester en koster als Diaken te bevestigen zonder praealable kennis van de E. Classis, waaronder zijn E. van deeze vergaderinge advies vroeg, hoe zig hierin te gedragen, welke zaak, in overweeginge genomen zynde, is genoegzaam met eenparigheid van stemmen besloten, dat de gemelde persoon, koster zijnde te Liessel, in de kerkenraad te Deurne, als Diaken niet kan en mag bevestigt worden

In Deurne legden de protestantste gemeenteleden zich echter niet neer bij het besluit van de classis en er werd zelfs hulp gezocht bij de Raad van State, die dominee Martinet in het gelijk stelde:

De Heeren gecommitteerdens van de Edele Mog. Heeren Raaden van Staten der Vereenigde Nederlanden hebben, ingevolge Haar Ed. Mog. resolutie van den 16 Mey 1735, waarby de zelve werden verzogt en gecommitteert te disponeeren over zeeker different gereesen tusschen de Kerkeraad van Doerne en Vlierden en J. A. Martinet, predikant aldaar, over 't eligeeren van Martinus Verhoeven, coster te Liessel tot diaken, hebben, na voorgaande verhoor van parthyen, goedgevonden en verstaan, tot wegneminge van alle dissentie en herstellinge van heilzaame Christelyke harmonie, te ordonneeren, dat door de gemelde kerkenraad tot diaken zal worden verkozen de persoon van Jacobus Losecaat, woonende aldaar, om vervolgens door de voorn. predikant in zyn dienst te worden bevestigt. Actum 's Bosch den 5 Julij 1735. w.g. Willem van Sonsbeek, W. E. van Berchuys.

Afscheid[bewerken | brontekst bewerken]

Mogelijk heeft die tweestrijd binnen de gemeente hem doen besluiten om Deurne te verlaten. Hij werd op 16 november 1735 tot predikant van Schijndel en Liempde beroepen.
Op 25 november 1735 werd zijn benoeming in Schijndel en Liempde door de Raad van State goedgekeurd.
Op 11 januari 1736 kreeg de kerkenraad van de Raad van State toestemming tot handopening tot het beroepen van een nieuwe predikant. Op 2 februari 1736 werd Isaak de la Fontaine uit Amsterdam beroepen uit een voordracht van vier personen.
Op 8 juli 1736 preekte Martinet te Deurne zijn afscheid uit Act. XVIII 20-21:

Ende als sy baden dat hy langer by haar blyven soude, en bewilligde hy 't niet: Maer hy nam afscheyt van haer, seggende: Ik moet gantschelyk het toekomende Feest te Jerusalem houden: Doch ik sal tot u wederkeeren, soo Godt wil. Ende hy voer wech van Ephesen.

Op 15 juli 1736 vertrok Martinet naar Schijndel.
Op 5 augustus 1736 werd zijn opvolger Isaak de la Fontaine in Deurne bevestigd.