Heeft u correcties, aanvullingen of foto's bij een artikel dan kunt u die hier mailen.
Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank!
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis

De verkoop van gemene gronden op de Weijer in 1796

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De percelen die in 1852 eigendom waren van Wesselman van Helmond.

De verkoop van gemene gronden op de Weijer in 1796 zorgde voor veel ophef in Vlierden en Brouwhuis.


Door de inval van de Fransen, de vele diensten en goederen die de Vlierdense ingezeten moesten leveren en de vergoedingen die de gemeente Vlierden daarvoor moest geven, raakte die rond 1795 in schulden. Daarom verzocht de corporele vergadering van Vlierden aan de representanten van het volk van Bataafs Brabant, zoals de benamingen voor het dorpsbestuur en het hoger gezag destijds waren, toestemming om 300 lopensen (ongeveer 50 hectare) ongecultiveerde gemeentegrond publiek te mogen verkopen. Op 11 maart 1796 werd dit verzoek behandeld en goedgekeurd.

De gezworen en geadmitteerde landmeter Francis Aarts kreeg opdracht om de te verkopen percelen gemeentegrond in te meten. Op 12 september 1796 bracht hij daarvan rapport uit aan het dorpsbestuur. Het merendeel van de te verkopen grond bleek te liggen op de Weijer onder Brouwhuis of grensde daaraan. Er werd aangekondigd dat op 22 september de verkoop zou plaatsvinden. Dit riep om begrijpelijke redenen grote weerstand op bij de boeren in de directe omgeving. De gemene gronden, waar ze eeuwenlang hun vee op hadden kunnen weiden, zouden particulier eigendom worden en daarmee verboden terrein. Een van die boeren was Willem Dirk Meulendijks. Met Francis Jacobs en mede namens vijftien andere Brouwhuise boeren stuurde hij een protestbrief naar de burgers representanten van Bataafs Brabant in Den Bosch. Daarin verwoordden ze dat de gemeente 150 lopense grazige gemeentegronden in de Weijer, de Loo en de Vlaas bij Brouwhuis wilde verkopen zonder de direct betrokkenen daarover vooraf te raadplegen. Gelijkwaardige gemeentelijke graslanden waren er ook bij de Rakt, maar die kwamen volgende de indieners van het verzoekschrift niet in aanmerking omdat die dichter bij het centrum van Vlierden lagen, waar meer leden van het gemeentebestuur woonden dan bij de Weijer, puur eigenbelang van de dorpsbestuurders dus. Ook wezen zij op de duizenden lopensen heidegrond die verkocht konden worden in plaats van de weide- en broekgronden, waaraan al een groot tekort was.

Hiermee bereikten die van Brouwhuis dat de verkoop moest worden uitgesteld. Het werd een grote politieke rel. De Vlierdense president-schepen Johannes Goossens schold de ondertekenaars van de petitie de huid vol en ging het dorp rond met een vel papier om handtekeningen te verzamelen, zonder dat de ondertekenaars wisten waarvoor ze tekenden. Goossens kwam daarmee ook bij Willem van Bree, maar die weigerde zijn handtekening te geven en werd toen ook door Goossens voor rot gescholden.

Ook dokter d’Aumerie, de heer van Vlierden, mengde zich in het debat. Hij was tevoren niet op de hoogte gesteld van de voorgenomen verkoop. Ook hij stuurde daarom een verzoekschrift naar de representanten en hij vond dat men nergens het recht vandaan kon halen om gemene gronden te verkopen, zonder hem daarvoor te vergoeden. Hij verwees daarbij naar de uitgifte van de heerlijkheid door koning Philips II aan Jan van Vlierden op 7 maart 1558 en met name naar het recht van de heer om ‘’d'ijdele plaatsen binnen dezelve Heerlijkheid ten chijnsen uit te geeven’’. Met andere woorden, als er grond verkocht werd, dan moest hij daarvoor gecompenseerd worden.

Op 2 december 1796 werden de bezwaarschriften in de vergadering in Den Bosch behandeld. Dat van Meulendijks en de zijnen werd als ongegrond afgewezen en op dat van de heer van Vlierden werd bepaald dat van ieder verkochte lopense gemeentegrond eenmalige zeventien stuivers aan hem moest worden vergoed tot afkoop van een jaarlijkse cijns van acht penningen.

Op 28 december 1796 kon de verkoop alsnog doorgaan. Het was aantrekkelijk om de aangeboden grond te kopen omdat daar enkele belastingvoordelen aan verbonden waren. Men hoefde namelijk 15 jaar lang geen grondbelasting te betalen en als er zich een nieuw gezin op vestigde, hoefde het ook 15 jaar lang geen personele belasting te betalen. De kopers van de Weijer en de Vlaas moesten langs hun aangekocht goed een nieuwe loop maken ter breedte van zes voet en die ook onderhouden. Die loop en de binnensloten ter breedte van vier voet werden niet bij de percelen ingemeten. Bij de verkoop werden ook 20 percelen op de Weijer samen in één koop aangeboden. Met een bod van 1.900 gulden was de Vlierdense schoolmeester Antonie Ramaer de hoogste bieder en koper. Hij verklaarde na afloop deze koop mede gedaan te hebben voor Carel Frederik Wesselman, de heer van Helmond.

Bij de invoering van het kadaster wordt duidelijk waar de percelen van Wesselman lagen (zie figuur). De percelen Vlierden sectie A 220 t/m A 235 hadden een totale oppervlakte van 22.70.60 hectare. Het geheel vererfde steeds binnen de familie Wesselman. Rond 1916 verkocht de familie Wesselman de percelen aan Bakelse landbouwer Arie Schrama. die ze twee jaar later doorverkocht aan de Astense industrieel Johannes Gerardus Sengers. Sengers liet zijn kapitale boerderij met 52 hectare grond op 6 juni 1923 door notaris Dijkhof veilen in café Jules Janssen in Helmond. Bij de boerderij hoorde ook het uitmuntend perceel wei- en hooiland "De Weijer" groot ongeveer 15 HA.[1] Nieuwe eigenaar werd de Helmondse, akter Bredase arts Christiaan Nuijens, die de boerderij met de weilanden op 17 en 24 september 1931 liet veilen in café Kusters aan de Molenstraat in Helmond.[2] Pieter Kersten werd de nieuwe eigenaar van deze weilanden en later zijn kinderen. Maria, een van zijn dochters, huwde met Frits Meulendijks, een achterachterachterkleinkinderen van Willem Meulendijks, de bezwaarmaker van 1796.

Bronnen, noten en/of referenties