Heeft u correcties, aanvullingen of foto's bij een artikel dan kunt u die hier mailen.
Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank!
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis

De Indonesische kwestie doorgelicht

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

De Indonesische kwestie doorgelicht was de kop boven een artikel dat op de voorpagina van de Deurnesche Courant van 11 januari 1946 verscheen. Dit anonieme artikel, met stevige kritiek op het regeringsbeleid inzake Nederlands Oost-Indië/Indonesië, was de aanleiding tot het ontslag van Frans Obers als gemeenteambtenaar, die naar later bleek, de schrijver van het stuk was.

De volledige tekst van het betreffende artikel[bewerken | brontekst bewerken]

De Indonesische kwestie doorgelicht

Binnenkort zal — eindelijk — lichting 1945 gekeurd, opgeroepen en na een training in ons land, reeds in het najaar voor de "herovering" van Indonesië ingezet worden.

De minister van oorlog deelde dit enkele weken geleden het Nederlandsche volk mee, alsof het de uitvoer van een lading dynamiet of van een partij kaasbollen geldt. Velen zullen zich toen wel eens afgevraagd hebben, waarvoor en met welk recht zij eigenlijk worden "gebruikt", om te blijven in de vernederende termen, die vooral sinds de moffenonderdrukking helaas in zwang zijn, zelfs in de hoogste kringen.

Maar met de woorden schijnt de Minister ook de beruchte kleineeringsmethode overgenomen te hebben, door ruim een jaar lang zóó ontgoochelend met de tallooze door de edelste bedoelingen bezielde, "vrijwilligers" te sollen, dat duizenden zijn nieuwe, definitieve oproep terecht — en niet alleen om die reden - negeerden.

Maar de moffen waren in ieder geval nog niet zoo stom, dat zij HUN vrijwilligers meer dan enkele dagen de kans gaven om zich te bezinnen en onder te duiken.

Een wonder is het, dat de Minister, naar Amerikaansch voorbeeld, niet in de plaats het doelmatiger materiaal — een partijtje atoombommetjes te baat neemt om zijn campagne te beslechten.

Ook de wervings-propaganda-plakkaten, met het aanstellerig trompettend Tommy-leeuwtje, zijn zulke verachtelijke imitaties van de lachwekkende uit den bezettingstijd, dat zij ongetwijfeld in talrijke jongemannen den impuls om zich voor een nieuw en grootsch Nederlandsch leger op te geven, in de kiem gesmoord hebben.

Zeker zijn velen zich pas na de ministerieele bekendmaking bewust geworden van hun onsympathie of onverschilligheid jegens de Indonesische kwestie, die in haar ware aard de meesten eigenlijk helaas steeds te weinig of niet geïnteresseerd heeft.

Toen de Jappen onverwacht-snel capituleerden bewezen de met tegenzin, plichtmatig uitgestoken vlaggen, het flauwe maar opgeschroefde feestbetoon en de conventioneele speeches wel betreurenswaardig, hoe weinig ons het lot van de millioenen Indonesiërs bezig hield.

En tegelijk bleek, dat wij in het geheel niet beseffen, dat wij, zoo goed en zoo kwaad als het eenigszins mogelijk is, moeten trachten te vergoeden, wat onze voorgeslachten de laatste driehonderd jaren door meedoogenlooze of verkapte koloniale uitbuiting misdreven hebben.

Natuurlijk deze onverdragelijke onverschilligheid niet geheel en al onze eigen schuld.

Werden wij in de jaren voor den oorlog niet of zeer oppervlakkig en valsch ingelicht over alles wat onze gebiedsdeelen in Oost en West betrof, tijdens de laatste vier á vijf jaren namen wij van de enkele beschouwingen, die ook nog hoofdzakelijk op gissingen gebaseerd waren, haast geen notitie meer.

En nu het laatste halfjaar de lucht vol nieuws en nieuwtjes over Indonesië of liever over zijn kwestie zit, zijn we er al vervelend van geworden.

Nu echter steeds meer brieven, rapporten en artikelen van betrouwbare ontwikkelde Nederlanders en onbaatzuchtige missionarissen in Oost-Indië tot ons doordringen, blijkt het weer eens dat de Regeering ons via haar organen zeer eenzijdig en tendentieus voorgelicht heeft, zooals dat vóór 1940 gebruikelijk was.

Door de moffen, die op alle mogelijke manieren, uiterst geraffineerd maar nèt doorzichtig, ook ons onderscheidingsvermogen en geweten probeerden af te stompen, zijn we echter bijna helderziend geworden. En daar het vertrouwen in de huidige regeering aanvankelijk te groot en te naïef was, zijn er toch nog talrijke wezenlijke demokraten bedrogen door haar even geraffineerde en dictatoriale manier van voorlichting, tot zij door geloofwaardiger berichten en onthullingen uit den waan van een verkeerde in de zekerheid van een goede meening gebracht werden en de kwestie tot in haar diepste oorzaken konden doorzien.

Begrijpelijk dat er daarom steeds meer en scherper wantrouwen gerezen is tegenover de starre politiek van de regeering, die echter op haar beurt door allerlei machten geregeerd en in toom gehouden schijnt te worden. Zelfs zuiver-katholieke en de meeste voormalig-illégale bladen hebben dan ook eenstemmig een request onderteekend, waarin geprotesteerd wordt tegen een wijze van politiek-voeren, slechts de nazi's waardig.

Immers niet met rechtvaardige menschelijkheid en sportief onderhandelen, maar met overdonderend geweld en eigenzinnig bevelen, wil de regeering nog steeds koste wat het kost, de geesten van den opstand bezweren, om daarna met des te meer schijn van recht volgens het vroegere koloniaal uitbuitingssysteem te kunnen regeeren, met de dreiging van een afschrikwekkend uitgerust bezettingsleger, in weerwil van de beloften in Dec. 1943 door H.M. de Koningin vanuit Londen bekend gemaakt, in weerwil ook van alle wezenlijke democratische beginselen.

Want au fond vecht het Indonesische volk met Oostersche heftigheid, maar met evenveel of meer recht voor zijn totale vrijheid en onafhankelijkheid, als het onze dit in den loop van de geschiedenis en in de afgeloopen beproevingsjaren gedaan heeft.

„Indonesia Merdeka" : "Indië vrij!" ! Dat was het parool reeds van de „Boedie Oetoma", de in 1908 opgerichte eerste Indonesische vereeniging, die poogde om de economische positie van de inheemsche ambtenaren op Java te verbeteren en streefde naar cultureele ontplooiing der Javaansche bevolking in het algemeen.

Vanaf het begin van de ongeregeldheden na de onverwacht snel ingevallen "Vrede in den Pacific" heeft de regeering ons echter helaas steeds trachten wijs te maken dat slechts het verachtelijke gedeelte van het Indonesische volk, n.l. de door Jappen gedrilde anti-blankentroepen en door "collaborateur" Ir. Soekarno opgezweepte heethoofden van de situatie misbruik maakten, door met Japansche wapens haarden van opstand, terreur en anarchie aan te wakkeren en te verspreiden.

Dit vuurtje stoken, als men het zoo noemen mag, bleek echter eensdeels een pseudo-Japansche manoeuvre, anderdeels een reveil der „extremisten” te zijn. Dat deze laatsten, de onverzoenlijke anti-blanken-vechters en meest idealistische vaderlanders, schandelijk voorgesteld worden als een soort Waffen S.S., verhitte jeugdbenden, communisten, rapaille etc., hoewel men ze slechts vergelijken kan met onze oude en nieuwe geuzen, dus voorbeeldige illegalen, bewijst weer eens op welke verachtelijke manier onze regeering voorlicht, om haar fascistische politiek nog min of meer democratisch te laten lijken.

In werkelijkheid zijn zich tijdens de moorddadige Japansche onderdrukking niet enkele kasten, maar alle Indonesische standen bewust geworden van hun wil tot vrijheid en onafhankelijkheid.

Dit was tientallen jaren vóór de overrompeling reeds het voornaamste bezielende doel van de ontwikkelden, die zich onder aanvoering van in West-Europa geschoolde strevende leiders in voornamelijk drie onderling met elkaar verband houdende partijen, verzetsbewegingen, geconcentreerd hadden tot de een na de andere door de toenmalige "democratische" regeering veroordeeld en ontbonden werd.

Ook van hun leiders, die groote idealistische bezielers en emancipators, zooals Soetomo, ir. Soekarno en Mohammed Hatta, werd de een na de ander in vernederende processen veroordeeld en in de gevangenis gezet.

Op menigeen zal dit weinig indruk maken.

Wij zijn immers, helaas, aan dergelijke methodes gewend geraakt. En denkend aan de duizenden onschuldige geïnterneerden, moet men zelfs constateeren dat de Gestapo-systemen zelfs hier ingeburgerd zijn.

Maar wat betreft de Indische leiders, wijs ik erop dat dit reeds in 1929 en de volgende jaren gebeurde!

Toch hadden deze moedige voorvechters gezworen, dat zij hun einddoel niet met geweld zouden probeeren te bereiken, hoewel de meesten niet samen werkten met de geraffineerd-onderdrukkende blanken Is het een wonder!

De tijden, dat inboorlingen naar willekeur doodgeranseld werden of honderden van boven-menschelijk-zwaren dwangarbeid in tropenhitte of moerassenschemer omkwamen, waren voorbij.

Maar de onderdrukkings- en uitbuitingssystemen werden verfijnd, maar tegelijk verscherpt door hun slomvattendheid. De blanken doen zich vooral gelden in z.g. exorbitante bezwarende rechten en tal van beperkingen en verboden.<

Zoo bestond er voor 1942 nog geen volledige vrijheid van vergadering, vereeniging en vrijheid van drukpers, ondanks het feit, dat ons reeds op de lagere school tot vervelens toe geleerd werd dat Nederland ook in het koloniseeren voor Engeland en Frankrijk waarlijk een stichtend voorbeeld was. Wat een walgelijke zelfgenoegzamheid tegenover schandelijke toestanden, zooals die b.v. in de befaamde Max Havelaar door Multatuli soms weergaloos scherp gehekeld worden.

Zeker hadde b.v. in Britsch-Indië de beruchte Gandhi- en Nehroe bewegingen, waarmee de Indonesische in betrekking stonden, meer reden tot opstand tegen het Britsche gezag.

Maar zoolang men vrijheden en rechten, die men zelf in gevaar verdedigt, koste wat het kost, aan een ander niet gunt of onthoudt, klinkt ieder gepoch op eigen verdiensten en qualiteiten valsch, belachelijk en weerzinwekkend.

Moeten wij ons dan ook niet schamen als wij denken, rijst, thee, koffie, etc., die door slavenhanden geplukt en gesjouwd waren, genoten te hebben? Ieder die echter, ook zonder wapendreiging protesteerde tegen menschonwaardige of vernederende maatregelen en systemen werd geïnterneerd of verbannen.

En volgens de beschrijvingen moet een kamp als Digoel, in een der sloopendste streken, zelfs bijna vergeleken kunnen worden met een concentratiekamp. Men schroomde zelfs niet Ir. Soekarno en andere leiders naar afgelegen doodsche eilanden te verbannen.

Geen wonder dat reeds in 1926 en 1927 op West-Java en West-Sumatra opstanden uitbraken, die natuurlijk bloedig in de kiem gesmoord werden met Westersche wapens.

Nadien drongen de regeeringscontrole en spionnage zelfs tot in de huiskamers en meest afgelegen dessahutjes door, zoodat geen enkel opstandsvuur laaien of opvlammen kon.

In het openbaar en in het geheim vereenigden zich echter steeds meer Indonesiërs, van nature in het algemeen beschaafd, fijngevoelig en droomerig, maar toch steeds verbetener vrijheid en onafhankelijkheid eischend. Het grootste gedeelte wilde dit echter niet direct, radicaal, door geweld, maar geleidelijk, parlementair, door samenwerking afdwingen.

In 1936 werd dan ook door 4 volksraadsleden voorgesteld door vertegenwoordigers van Nederland en Ned. Indië een plan te laten opstellen, met het doel de z.g. dominion Status te verkrijgen, d.w.z. de opname van Indonesië in het Gemeenebest als volkomen gelijkgerechtigd deel.

En dit werd in de allengs berucht geworden verklaringen van de Koningin in December 1942 dan ook eindelijk in het vooruitzicht gesteld, wat niet wilde zeggen klaar beloofd.

Dergelijke hooge kringen plegen zich nu eenmaal graag door vage termen allerlei vrijheden, om niet te zeggen inconsequente lafheden voor te behouden.<

Dit is ook in dit geval maar al te waar geweest. Vanaf de capitulatie heeft de regeering allesbehalve klare taal gesproken, om als de tot vechtens toe beproefde Indonesiërs te tergen.

In de plaats van hen direct tegemoetkomend te kalmeeren, door het Koninklijk woord zoo ver mogelijk waar te maken, of althans te verzekeren, heeft zij zóó lang ijdel geschermd met ontwaarde termen als gezag, democratie etc., tot zij in de zich verspreidende opstand een reden meende te hebben om te dreigen met geweld, dat in feite nog opgebracht moest worden.

Zij voelde zich te zuiver en te verheven om te onderhandelen met den ergerlijk zwart-gemaakten "collaborateur" Ir. Soekarno, die echter tenminste nog zooveel vaderlandsliefde bezat, dat hij aan Sjahrir de kans gaf.

Deze sympathieke gematigde, maar ongetwijfeld zwakker figuur, die het grootste gedeelte van het vredelievend Indonesische volk vertegenwoordigt, schroomde zelfs geen moeiten om de aangewakkerde opstandelingen tot rede te brengen.

Tot nog toe zijn zijn pogingen echter tevergeefs geweest. Integendeel. De eene opstand wekt de andere. En zelfs in de buitengewesten breekt de wil en het streven der vrijheidsbeweging in onlusten uit.

De misdaden van drie eeuwen onderhoorigheid gaan gewroken worden !

En onderstaand vertaald negerlied is even beschamend voor een blanke, als elk verzetslied voor een Duitscher

LIEDJE DER BOOMWOLPAKKERS.
Kom, broeders, kom. Pak aan en rol
de boomwolbalen rond en vol.
Nog slaven wij voort onder bitter gezag,
maar wij slaven niet voort tot den jongsten dag.


De helsche weg die de balen gaan
loopt recht op Gods hart en den hemel aan.
En staat gij voor Jezus, zeg, broeder, Hem dan:
Dat ons volk tot Zijn stonde niet wachten kan.


Schonk God den donkere rollers een ziel
opdat zij der blanken macht verviel?
Neen, nimmer zal op ons toornen de Heer
Zoo wij eenmaal zeggen:


Wij rollen niet meer.
Kom, broeder, rol de wol...
Rol
Rol...

naar Jean Toomer,

bewerkt door, Jan Eekhout; uit : De neger zingt.

Natuurlijk zondert het vruchtbaar beschavings- en bekeeringswerk van allerlei soorten missionarissen, dus zoowel paters, broeders als zusters en zendelingen, bovendien van onbaatzuchtige ambtenaren zichzelf uit.

Hen behooren wij te respecteeren als allen die zich opofferen voor een verheven doel.

Maar wij dwepen liever met filmsterren, revolverhelden en sportmaniakken!

Zij die zich in de verre Oost echter ontelbare vrienden gemaakt hebben, zullen zeker woedend en teleurgesteld zijn, door zooveel tartende kwaadwilligheid en egoistisch onbegrip van de huidige regeering en tallooze Nederlanders.

En ik ben er van overtuigd, dat zij de dreigende weerzinwekkende catastrophe voor Indonesië en schande voor Nederland, in elk geval voorkomen verlangen te zien door broederlijk overleg en verstandig inzicht.

Het grootste gedeelte van het vredelievend Indonesisch volk wil immers in de plaats van oorlog en opstand, samenwerking, echter nadat het het beloofde zelfbestuur gekregen heeft.

Slechts een grootsche politiek uit idealistische onbaatzuchtigheid kan de vrede herstellen en handhaven!

Daarom:

Jongemannen — vrijwilligers of dienstplichtigen — geeft aan een oproep gehoor, doet uw plicht, maar weigert, zonder aarzelen en en bloc, dienst, indien gij gedwongen wordt tegen uw Indonesische broeders te vechten, nadat alle geïnterneerden uit de kampen van ellende bevrijd zijn.

Weigert :

1e. Omdat alle menschen familie van elkaar zijn.
2e. Omdat het Indonesische broedervolk ondanks 300 jaren blankenexploitatie bewezen heeft een beschamend duldend en voorbeeldig vredelievend te zijn.
3e. Om te bewijzen, dat wij de misdadige uitbuitings- en onderdrukkingspolitiek van talrijke voorgeslachten zooveel mogelijk willen vergoeden, al zal het slechts een "douceurtje" zijn.
4e. Om te getuigen dat wij door geen fascistische beginselen bezield zijn, maar vooral door broederschapsidealen.
5e. Om te toonen dat wij het Indonesisch streven naar vrijheid en onafhankelijkheid evenzeer respecteeren als van elk volk tegen onderdrukking en machtspolitiek.
6e. Om te bewijzen dat wij ons na de verzwakking van ons volk zéker, te goed voelen om ons op te laten offeren voor een kaste kapitalisten en magnaten. (gewetenlooze kolonisatieprofiteurs!) 7e. Om de Regeering te dwingen haar Koninklijke beloften gestand te doen te onderhandelen en in geen geval Indonesië onder vuur te nemen.

Indonesia Merdeka !

Indonesië vrij !

Reactie burgemeester en wethouders[bewerken | brontekst bewerken]

In de vergadering van burgemeester en wethouders van 14 januari werd Frans Obers op het matje geroepen. In de notulen van die vergadering werd hierover het volgende opgenomen:

De burgemeester deelt mede dat zijne aandacht gevestigd is op een hoofdartikel in de Deurnesche Courant van 11 januari jl. onder den titel "De Indonesische kwestie doorgelicht", waarvan bij onderzoek is komen vast te staan dat F.G.J. Obers, die op arbeidscontract bij de Afd. Sociale Zaken dezer gemeente werkzaam is, daarvan de schrijver is. Het artikel, hetwelk in het algemeen zeer scherp is, bevat bovendien enkele tirades ten aanzien van H.M. de Koningin en van de Regering, die van zoodanige aard zijn, dat mogelijk de Justitie hierin aanleiding zal vinden tot het nemen van maatregelen. Daarenboven worden aan het slot de vrijwilligers en de dienstplichtigen opgeruid tot dienstweigering. Dit alles is voor spreker aanleiding voor te stellen aan Obers onmiddellijk ongevraagd ontslag te geven.
Beide wethouders kunnen zich hiermede volkomen vereenigen en waar nu blijkt, dat Obers niet ten gemeentehuize aanwezig is, stelt wethouder Swinkels voor aan Obers den toegang tot het kantoor te verbieden en hem te verzoeken zoo spoedig ter vergadering van Burgemeester en Wethouders te komen. Aldus wordt besloten.
(...) Vervolgens wordt de vergadering geschorst tot des namiddags 7 uur. Bij heropening der vergadering zijn dezelfde heeren aanwezig als des morgens.
Nadat F.G.J. Obers ter vergadering is toegelaten stelt de Burgemeester hem de vraag of hij de schrijver is van het artikel: "De Indonesische kwestie doorgelicht" in de Deurnesche Courant, waarop Obers bevestigend antwoordt. De Burgemeester wijst erop dat de algemeene tendenz van het artikel hem en de wethouders niet bevalt, doch dat zij vooral aanstoot hebben genomen aan de zinsnede over H.M. de Koningin en aan de onsmakelijke manier waarop de Regeering wordt aangevallen. Het meest onjuiste uit algemeen oogpunt is echter de oproep en opruïng tot dienstweigering, hetgeen voor niemand, doch allerminst voor iemand in overheidsdienst toelaatbaar is. Burgemeester en Wethouders deelen hem daarom mede, dat hij vanaf heden niet langer in gemeentedienst is en zij geen prijs stellen op zijne verdere aanwezigheid ten gemeentehuize.”

Reactie Het Licht[bewerken | brontekst bewerken]

Ontoelaatbaar, kopte Het Licht in haar editie van 19 januari 1946

“Is dat verantwoordelijkheid? Is dat persfatsoen?”,

en

“Deurne is er door in beroering gebracht omdat in het artikel dat driekwart van de voorpagina beslaat, alle waardigheid en zelfrespect zoek is, en waarin de schrijver ervan - nota bene werkzaam in overheidsdienst - een bewijs levert, hoever hij in zijn politieke opvattingen van de goede weg is afgedwaald.”

en

“Op een niet uit te drukken lage manier wordt gefulmineerd tegen koningin en regering, worden onze op te roepen militairen opgeruid tot dienstweigering, dat men zich schaamt een inwoner te zijn van een plaats, waar een krant mag verschijnen, die haar persfatsoen zó te grabbel gooit en waarin de redactie wéér eens heeft laten blijken, dat ze in haar verantwoordelijkheid zó schromelijk te kort schiet, dat ze absoluut onbekwaam moet worden geacht nog langer een blad te redigeren!" (...) "Het is zodanig doorspeend van communistische opvattingen dat het woord schandalig nog bij lange na niet sterk genoeg uitdrukt de gemeenheid van bedoeld artikel waarmee men het goede Deurnesche volk meent te moeten verpesten of "voorlichten.”

Tweede versie[bewerken | brontekst bewerken]

De felle kritieken hadden de redactie van de Deurnesche Courant kennelijk ook al snel bereikt en die besloot de verspreiding van de fel bekritiseerde editie voortijdig te stoppen, het gewraakte artikel te verwijderen en te vervangen door een ander artikel (“Tragiek rond insulinde” [1]) en deze tweede versie een dag later te laten bezorgen. Rechtsonder op de voorpagina van deze nieuwe versie kwam de redactie met de navolgende excuustekst:

“Door een betreurenswaardige vergissing is in een gedeelte van onze oplage een bij de redactie ingekomen en door haar niet goedgekeurd stuk geplaatst. De vertraging hierdoor ontstaan, heeft ten gevolge gehad, dat ons blad één dag later moest uitkomen. De Redactie” [2]
Bronnen, noten en/of referenties
  1. Overgenomen uit "Zes illegale bijdragen", door Mr. A. J. G. Maclaine Pont.
  2. De reactie van Het Licht in haar editie van 19 januari hierop was: “Met een onnozel, zeer doorzichtig berichtje” en “tracht men zijn handen schoon te wassen. Maar men had het – wijselijk - beter achterwege kunnen laten.”