U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Cholera

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.

De besmettelijke ziekte Cholera zorgde in Deurne herhaaldelijk voor veel en ingrijpende maatregelen maar maakte relatief weinig dodelijke slachtoffers.

Epidemie van 1832

Nederland maakte voor het eerst kennis met de cholera-epidemie toen de bacterie in 1832 met een vissersbootje in Scheveningen geïmporteerd werd. De oud-Vlierdenaar dokter Johan Franciscus d'Aumerie, die destijds als baddokter in Scheveningen werkte, speelde een belangrijke rol bij de bestrijding van de ziekte in die plaats. De d'Aumeriestraat in Scheveningen is naar hem genoemd.

In zijn jaarverslag over 1832 schreef districtscommissaris Wesselman aan de gouverneur: Te Deurne Liessel is een uit Holland van verlof daags te voren teruggekeerden schutter van de cholera overvallen en binnen weinige uren bezweken.[1] Behalve een enkel sterfgeval in Mierlo en Helmond deed de ziekte zich verder in het zuidoosten van Noord-Brabant niet voor.
Er werden in 1832 op last van de hogere overheid wel overal maatregelen genomen om uitbraak van cholera, ook wel de Aziatische braakloop genoemd, te voorkomen en eventuele ziektegevallen te behandelen. Zo ook te Deurne waar een choleraziekenzaal werd ingericht. Het huis van Cornelis Wijnants aan de Helmondseweg, de latere Pelikaan, werd door de gemeente gehuurd en als ziekenzaal en soldatenverblijf ingericht. In Vlierden werd, zeer tegen de zin van schoolmeester in, een gedeelte van de zijn woning annex schoolgebouw aan de (huidige) Kapelweg als ziekenzaal aangewezen en ingericht. De meester stelde voor om eventuele choleralijders te behandelen in de Deurnese ziekezaal, maar daarop antwoordde Wesselman: ...wanneer men genoodzaakt is met een choleralijder anderhalf uur op een kar te sleuren dan kan men hem even goed naar het kerkhof dan naar een hospitaal rijden...
In juli 1832 werd in Deurne het raadslid Nicolaas de Veth door de raad gecommitteerd tot de coördinatie van de bestrijding en behandeling van cholera.

In 1856 werd in Deurne een "Verordening ter voorkoming van besmettelijke ziekten" opgesteld. De gezinshoofden van zieken die besmet waren met cholera of andere besmettelijke ziekten moesten daarvan aangifte doen op het gemeentehuis en de kinderen mochten dan, op straffe van een geldboete, niet naar school, winkel of fabriek.

Epidemieën van 1845, 1849 en 1854

De cholera-epidemie van de jaren 1845, 1849 en 1854 trokken aan Deurne voorbij zonder hier, voor zover bekend, slachtoffers te maken. Die epidemie leidde er wel toe dat de gemeente een verordening ter voorkoming van besmettelijke ziekten moesten opstellen. De gezinshoofden van zieken die besmet waren met cholera of andere besmettelijke ziekten moesten daarvan aangifte doen ter secretarie en de kinderen mochten, op straffe van geldboete, niet naar school, winkel of fabriek(!). De stoom, afkomstig van de in sterke opkomst zijnde stoomtreinen en fabrieken met stoomkracht, werden als mogelijk ookzaak voor het uitbreken van de ziekte aangewezen. Opmerkelijk in dit verband is de volgende passage in het boek Geschiedenis mijner jeugd van Hendrik Conscience.[2]

In het voorbijgaan zal hier hier aanstippen dat hij (zijn vader) een onverzoenbare vijand van stoomtuigen was. Meer dan eens zeide hij ons, met een soort van verdrietige gramschap, dat de stoomtuigen, welke alsdan in menigte werden aangelegd, het verderf van het menschdom zouden zijn. Het was bij hem niet om den invloed op den volksarbeid te doen; in de natuur zelve zocht hij zijne redenen. Zijne voorzegging verklaarde hij op de volgende wijze : « De pest en alle groote sterften komen voort uit een bederf der lucht, dat is te zeggen, uit eene schending van het evenwicht der luchtstoffen. De wolken stoom, die uit alle fabrieken en stoombooten (spoorbanen waren er nog niet in de Nederlanden), in de lucht geworpen worden, moeten eens haar evenwicht verstoren, en dit zal ten gevolge hebben dat schrikkelijke volksziekten, pest en sterften zullen ontstaan.
Mijn vader overwoog daarbij niet, dat de hoeveelheid uitgeworpen stoom niets is in vergelijking van de uitgestrektheid des dampkrings. Hoe zeer verwonderde het mij echter, in 1854, bij de groote rondreise der cholera-ziekte, dus dertig jaren later, het gevoelen mijns vaders, aangaande den stoom, in de dagbladen onder eenen meer wetenschappelijken vorm terug te vinden!

Epidemie van 1866

In 1866 werd een gedeelte van de korenschuur van het splinternieuwe Liefdehuis herbouwd tot ziekenzaaltje voor eventuele choleralijders. Er waren toen overigens al wel plannen om een echt gasthuis voor de verpleging van alle zieken bij het Liefdehuis te bouwen. In het Deurnese gemeentearchief bevindt zich een gedrukt pamflet uit 1866 waarin nuttige raadgevingen ter voorkoming van de cholera worden gegeven:[3] Waarschuwingen en wenken bij het heerschen der cholera, gegeven door den geneeskundigen raad van Noordbrabant en Limburg.

  1. Leef in alle opzigten matig en vermijd brassen en slempen; zij die onmatig jenever en bier drinken vallen gewoonlijk het eerst als slagtoffer der ziekte.
  2. Sta vroeg op en zit niet te laat des avonds in de open lucht, vooral niet als gij uw ligchaam bij dag in het zweet gewerkt hebt.
  3. Zorg voor zuiver drinkwater en drink geen koud water bij verhit ligchaam.
  4. Eet geene onrijpe vruchten (ook geene kruisbessenpap) en wees matig in het gebruik van rijpe vruchten.
  5. Zorg voor reinheid van uw ligchaam; wassching daarvan met koud water is allerweldadigst voor de gezondheid.
  6. Houd de voeten warm en droog; ontdoe u zoo spoedig mogelijk van natgeworden kleedingstukken. Een flanellen of wollen doek om den buik gewikkeld, werkt weldadig.
  7. Bevorder de frischheid en netheid uwer woning door de muren wekelijks met kalkwater te bestrijken.
  8. Houd de secreten zuiver en laat er nu en dan frisch water doorloopen. Is eenmaal de ziekte uitgebroken, dan moeten andere middelen worden gebezigd om de verspreiding der smetstof te voorkomen.
  9. Gedoog geene drekstoffen in uwe woning of in hare onmiddellijke nabijheid, opdat geen nadeel worde ondervonden van de schadelijke uitwasemingen.
  10. Zuiver bij herhaling de goten en riolen van slijk, modder en vuil water.
  11. Terwijl overdreven vrees of angst de vatbaarheid voor de ziekte verhoogen, is eene opgeruimde gemoedsstemming als het beste voorbehoedsmiddel te beschouwen.
  12. Bespeurt gij eenige gewoonlijk aan de ziekte voorafgaande verschijnselen, zooals koude rillingen, pijnlijke aandoening der ingewanden, neiging tot braken, menigvuldige ontlastingen, begeef u dan te bed, drink eenige koppen kruizenmunt- of pepermunt-thee (het kruid is voor weinige centen in ieder apotheek te bekomen) en roep spoedig geneeskundige hulp in, het uitbreken der sluimerende ziekte kan worden voorgekomen, zoo die hulp vroegtijdig wordt aangebragt.


Ook in Helenaveen nam men voorzorgsmaatregelen. Er werd door de directie van de Maatschappij Helenaveen aan de sluis- of stuwwachter opdracht gegeven om nauwlettend toe te zien of er geen choleralijders aan boord waren en als dat wel het geval was deze schepen niet te schutten. ook de Helenaveense kermis werd in 1866 met het oog op de cholera afgelast.
Ondanks alle voorzorgsmaatregelen vielen er dat jaar ook in Deurne choleraslachtoffers. De eerste was Francis Hermans bij wie op 12 oktober 1866 door dokter Passtoors de ziekte werd geconstateerd. Hij had enige tijd in Helmond gewerkt en was kort daarvoor teruggekeert naar het Derp in Deurne. Hermans werd meteen geïsoleerd verpleegd en alle voorzorgsmaatregelen werden genomen om verdere verspreiding van de ziekte te voorkomen. Hermans overleefde het en stichtte hier later een groot gezin. Overigens had die cholera-epidemie geen invloed op het Deurnese sterftecijfer: 244 in 1866 terwijl in het voorafgaande zowel als in het volgende jaar 250 mensen te Deurne overleden.
Ook tijdens deze epidemie had men in Vlierden de grootst mogelijke moeite om een geschikte ziekenzaal in te richten. Overigens werden in 1867 in verband met de cholera, die met name in Rotterdam en Dordrecht veel slachtoffers eiste, overal de jaarmarkten en kermissen afgelast.

Epidemie van 1892-1893

De epidemie van 1892 gaf in Deurne aanleiding tot het beleggen van een speciale raadsvergadering om hier de te nemen maatregelen te bespreken. In een brief aan de inspecteur van de volksgezondheid beklaagde de burgemeester zich over het feit dat de wekelijkse aanvoer via de Helenavaart en het Kanaal van Deurne van beer, menselijke urine en uitwerpselen, vanuit Utrecht met de terugkerende lege turfschepen. Daardoor zou de kans op verspreiding van cholera volgens hem verhoogd zijn en veel Deurnenaren steunden hem in deze klacht. Ook voor binnenkomende personen per schip gold verhoogde waakzaamheid. Met name schepen uit Gorichem, Vreeswijk, Hansweert, Kruiningen en Lobith voorzien zijn van een geneeskundig bewijs. Tenminste een persoon was in Deurne dodelijk slachtoffer van cholera. Onderstaande tabel doen vermoeden dat er meer slachtoffer waren.

Jaar Overledenen
1891 118
1892 142
1893 127
1894 132
Bronnen, noten en/of referenties
  1. Er overleden dat jaar twee schutters, namelijk de 26-jarige Goodert van Leeuwen van de Mobiele Utrechtse schutterij, op 14 februari 1832 en de 27-jarige Pieter Stolk van de Mobiele Noord-Hollandsche Schutterij uit Amsterdam op 7 september 1832. Waarschijnlijk gaat het hier om de eerstgenoemd.
  2. Dit boek, afkomstig uit de bibliotheek van Hendrik Ouwerling, werd in 2021, samen met ene groot aantal andere boeken, door Frederik Röder, een achterneef van Ouwerling, aan de heemkundekring geschonken.
  3. Het pamflet werd in april 1866 in ‘s-Hertogenbosch gedrukt en bevindt zich te Eindhoven in het RHCE in het administatief archief der gemeente Deurne, toegang 13180 inv.nr. 71/3