Brug op het Haageind
De brug op het Haageind nabij het Groot en Klein Kasteel over de Vlier was vanouds tot tenminste 1935 eigendom van de heer van Deurne.
De bond van bedrijfsautohouders Nederland drong er rond 1935 in een brief aan Provinciale Waterstaat Noord-Brabant op aan om deze brug, onderdeel van de provinciale weg van Helmond naar Venray en naar Oploo, te verbreden. Tot dan was die slechts vier meter breed, waardoor geen twee voertuigen tegelijk konden passeren en herhaaldelijk werd de leuning door aanrijdingen beschadigd.
Het brugje was toen nog in het bezit en in onderhoud van de kasteeleigenaar, Theodore baron de Smeth te ’s-Gravenhage.
Er werd toen besloten om een nieuwe en bredere brug te bouwen. De helft van de bouwkosten zouden voor rekening van de provincie komen, terwijl de gemeente Deurne en baron De Smeth ieder een kwart voor hun rekeningen namen.
Op 16 november 1934 werd van de toen nog minderjarige Theodore baron De Smeth een strook grond van 44 m² aangekocht waardoor de verbreding kon worden gerealiseerd. Als diens voogd trad op diens vader Ferdinand Francois baron De Smeth, hofmaarschalk te ’s-Gravenhage.
Het onderhoud van de brug werd door de familie De Smeth voor 575 gulden afgekocht.
Bij deze gelegenheid werd tevens 976 m² grond gekocht van Theodorus van Deursen om de weg ten oosten en zuiden van de brug te verbreden en veiliger te maken. Op 22 oktober 1935 werd koninklijke goedkeuring aan het verbredingsplan gegeven.