U steunt de heemkundekring door lid of vriend te worden.
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis.

Brand van 7 februari 1922

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Versie door Pieter K (overleg | bijdragen) op 15 mrt 2014 om 16:57
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
10.875.jpg

De brand van 7 februari 1922 werd rond 11 uur 's avonds ontdekt in een van de lokalen van de r.-k. Sint-Henricus Ulo.


De turfbak was gedeeltelijk verbrand en ook de vloer had door het vuur wat schade opgelopen. In het Nieuwsblad van Deurne van 11 februari 1922 werd in een kort berichtje melding gemaakt van de brand.

In de kroniek van de fraters werd deze brand als volgt beschreven:

Op den morgen van 8 Februari, toen wij uit de H. Mis kwamen, werd het Hoofd der school aangehouden door den Burgemeester, die hem meedeelde, dat er in de school dien nacht brand was geweest. Een turfbak (klotbak), die niets meer bevatte dan wat turfmul, was in brand geraakt, helemaal verbrand, had den vloer naast den schoorsteen vlam doen vatten en daar de gordijnen opgetrokken waren, was de brand in de Molenstraat gezien door een man, Piet Sigaar bijgenaamd, die zoo gedienstig was alarm te maken.

Burgemeester Van Beek vond dat de jongens van de mulo wat meer tucht en orde bijgebracht moest worden en schreef naar aanleiding van deze brand de volgende brief naar frater Salesius, het toenmalige hoofd van de mulo:

.... Besprekende den brand in Uwe school wordt de mogelijkheid geopperd, dat een der jongens achteloos een brandende sigaret in den turfbak zou hebben geworpen, of zijne pijp daarin hebben uitgeklopt. Ik vermeen Uwe aandacht op deze veronderstelling te moeten vestigen.
Vroeger veroorloofde ik mij U reeds op te merken, dat de jongens Uwer school nogal baldadig zijn en tot mijn spijt moet ik U mededelen dat de rumor over de jongelui niet gunstig is.
Enigen tijd geleden hebben zij in een andere school vuil gegooid. Een der leerlingen kroop door een ruit die stuk was.
Het is gebeurd dat de behoeften, zowel groot als klein, geschied zijn vóór de daarvoor bestemde inrichtingen en dit wel door een of meer jongens Uwer klasse.
Het is hoogst wenschelijk de jongelui, die nog wel hoofdzakelijk van de Burgerklasse zijn, eens streng daarop te wijzen.

Pas vele jaren later, bij het 25-jarig jubileum van de ulo in 1946, werd wat meer duidelijk over de oorzaak van de brand. Leo Keuten deed toen in een brief vanuit zijn woonplaats Maashees de volgende "bekentenis":

Uit dien tijd heb ik ook nog altijd een bekentenis te doen. Ja heusch, een bekentenis, want het ging om een misdrijf nl. het misdrijf van brandstichting. Ik wensch dus mijn knagend geweten te verlichten.
't Was misschien wel de eerste winter dat 't gebeurde. Ik was als vertrouwensman van frater Salesius bevoegd verklaard om de kachel te verzorgen. Ik zat er dicht bij en heb in die dagen het zieltoogende veenbedrijf mee helpen trachten nog op de been te houden door afname van veel "klot".
Op een morgen dat wij naar school kwamen, stond de heele zaak overhoop. De vertrouwensman van frater Salesius werd even apart genomen en mocht het eerste vernemen wat er gebeurd was. De groote "klotbak " was totaal af- en uitgebrand, met inbegrip van een gedeelte van de vloer. De heele school was zwart berookt, verder geen slachtoffers. Wat was er gebeurd?
De avond te voren, toen ik als laatste ons lokaal wilde verlaten, zag ik dat een der vele belhamels de pook onder door de asbak in het vuur had gestoken.
Ik kreeg natuurlijk iets van de heilige toorn van frater Salesius over me, rukte de (gloeiende) pook los en smeet ze in den klotbak. De noodlottige uitwerking heb ik later begrepen. Zoo ver mijn bekentenis, in de hoop dat mijn misdrijf inmiddels is verjaard.

In het boek ULO-MULO-MAVO Driekwart eeuw in Deurne 1921-1996 wordt deze hele geschiedenis nog eens uit de doeken gedaan.