Heeft u correcties, aanvullingen of foto's bij een artikel dan kunt u die hier mailen.
Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank!
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis

Klokkenist

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

De klokkenist was ervoor verantwoordelijk dat het gemeentelijk uurwerk in de kerktoren de juiste tijd aangaf en dat het uurwerk regelmatig werd opgedraaid. Het oppassen en opwinden van het gemeentehorologie werd voor de Franse tijd ook wel aangeduid als corporele diensten of kortweg het corporeel. Deze taak was van oudsher verbonden aan die van de plaatselijke schoolmeester, die daarvoor een vergoeding kreeg van 36 gulden per jaar.

Kwestie Peereboom[bewerken | brontekst bewerken]

De vergoeding voor het corporeel van 36 gulden per jaar gold voor vrijwel alle dorpen de Meierij van Den Bosch en werd door velen beschouwd als een rechtmatige aanvulling om het jaarsalaris van tweehonderd gulden, in de eerste helft van de negentiende eeuw, van de schoolmeester. Maar toen in Deurne tegen de zin van enkele conservatief katholieke bestuurders de protestantse schoolmeester Jan Martens Peereboom werd benoemd, zag assessor Van Homberg kans om Peereboom een hak te zetten door op de begroting de vergoeding voor de klokkenist terug te brengen tot twintig gulden. Peereboom weigerde de lagere vergoeding in ontvangst te nemen en diende bij de gouverneur een verzoekschrift tot herstel van de vroegere vergoeding. Peereboom vond in districtscommissaris en geloofsgenoot Wesselman een medestander. Wesselman schreef in zijn pleidooi aan de gouverneur onder meer: Men wil het lot der schoolonderwijzers verbeteren en men begint met hen een gedeelte te ontnemen van hetgeen hen is toegekend en waarop zij aangesteld zijn!! Als de onderwijzer niet leven kan dan zal het schoolgeld moeten verhoogd worden, hiertegen zal een kreet opgaan en het onderwijs zelve, vooral van de geringe burger- en boerenstand, zal er door lijden. [1] Later werd het toegekende bedrag voor Deurne weer teruggebracht naar 36 gulden.

Kwestie Van Baars[bewerken | brontekst bewerken]

Meester Van Baars slaagde er niet altijd in om de klok op tijd laten lopen en kreeg dat ook in oktober 1852 van het gemeentebestuur te horen: De menigvuldige klachten en algemene ontevredenheid over de onregelmatige gang van de torenklok verplichten ons U uit te nodigen om hier op een of andere wijze ten spoedigste te voorzien.

Vijf jaar later bleken de problemen nog niet te zijn opgelost. Het gemeentebestuur hakte de knoop door, stelde tijdelijk een andere klokkenist aan, voor de eerste keer geen schoolmeester, en meldde dat als volgt aan Van Baars:

Door de leden van de raad is herhaaldelijk klacht ingediend wegens de slechte behandeling der torenklok en het hen te dien aangaan gedurig verwijt van de meeste ingezetenen. Wij hebben wijders den klokkenmaker Van Hout ex Gestel gevraagd aan wie of waaraan de slechte gang derzelver te wijten was, waarop wij ronduit ten antwoord kregen zulks der onbekendheid of onnauwkeurigheid van den klokkenist was. De raad heeft mits dien bepaald om voor den tijd van ene maand ingaande den 13 juni tot klokkenist aan te stellen Poulus Roefs, ten einde te zien in hoe verre het U ten laste gelegd verwijt juist is. Wij verzoeken U mitsdien den sleutel van den toren aan brenger dezes te willen ter hand stellen, zijnde de ondergetekende met de uitvoering van dit raadsbesluit belast."[2]

De klokkenisten van Liessel en Vlierden[bewerken | brontekst bewerken]

De vergoeding voor de klokkenist was begin negentiende eeuw zowel voor Vlierden als voor de Deurnese schoolmeester 36 gulden per jaar. De Liesselse schoolmeester Hendrik Smits kreeg aanvankelijk daarvoor tien gulden later verhoogd naar twaalf gulden. Blijkbaar zag het gemeentebestuur de wanverhouding tussen beide vergoedingen in 1840 in. Het salaris van de Liesselse klokkenist werd niet verhoogd, maar de Deurnese schoolmeester Pieter Wijnants zag zijn jaarlijkse inkomsten bijna gehalveerd tot twintig gulden. In 1861 was de jaarlijkse vergoeding 24 gulden in Deurne en enige tijd later 26 gulden.

Maar ook Vlierden probeerde te bezuinigen op het tantième van de klokkenist. De vergoeding werd in of kort na 1832 teruggebracht van 36 naar 15 gulden per jaar. Meester Cras protesteerde in 1854 daartegen met het argument dat in de advertenties, die bij het vertrek van zijn voorganger in de kranten verschenen, duidelijk was vermeld dat er jaarlijkse een vergoeding zou worden gegeven van 36 gulden voor het opwinden van het gemeente-uurwerk. Maar de gemeente Vlierden verdedigde zich daartegen met het argument dat Cras niet op de advertentie gesolliciteerd had maar dat hij onderwijzersbaan in Riethoven had geruild met die van Waijers in Vlierden. De gemeente Vlierden was van oordeel dat de som van fl. 15,- meer als voldoende is voor het opwinden van het uurwerk in een van het dorp afgelegen toorn, waarvan zeer weinig ingezetenen genot hebben, te meer daar er een voldoend uurwerk op den toren van de onlangs nieuw gebouwde R.C. Kerk, welke in het midden der meest bevolkte gedeelte gelegen is. De oude toren van Vlierden had in 1854 nog steeds zijn torenuurwerk, dat door de schoolmeester, die destijds met zijn school aan de huidige Kapelweg huisde, werd opgewonden.[3]

Spoortijd[bewerken | brontekst bewerken]

De komst van de spoorlijn had ook invloed op het werk van de klokkenist. Deurne had niet langer zijn eigen tijd maar diende de klok aan te passen aan de tijd die het Staatsspoor hanteerde, wilden de passagiers niet te vroeg of te laten op het station komen. Omdat dit voor de klokkenist P. Goossens extra werk met zich meebracht, werd in de raadsvergadering van 13 november 1868 besloten om hem jaarlijks tien gulden extra te geven. Daarom kwam de vergoeding voor Deurne zoals voorheen weer op 36 gulden. In Liessel bleef de vergoeding tot 1875 op twaalf gulden staan. In laatstgenoemd jaar besloot de gemeenteraad om het jaarsalaris de klokkenisten van zowel Liessel als Deurne met twaalf gulden te verhogen. Daarbij werd wel aangetekend dat de klokkenisten voortaan geen rekeningen meer mochten indienen wegen buitengewone werkzaamheden of toezigt aan de klokken. Blijkbaar wisten ze er tot dan zo nog wel een extra centje bij te verdienen.[4]

Het gelijk laten lopen van de tijd van het torenuurwerk met die van het Staatsspoor leidde wel eens tot problemen, zo blijkt uit de notulen van de raadsvergadering van 8 november 1918. Een commissie had in haar verslag opgemerkt dat aan de klokkenist de opdracht moest worden gegeven om de klok zo veel mogelijk gelijk te laten lopen met de spoorklok en als de klok zo nodig moest worden verzetten dat dan op zondag na afloop van de kerkdiensten te doen en nooit op zaterdag of op zondagvoormiddag.

Toen klokkenist Pluijm in 1922 overleed werd de functie opgeheven en werd de taak vanaf toen opgedragen aan de gemeentebode. Wel kreeg hij voor deze taakverzwaring een salarisverhoging van vijftig gulden.[5]

Klokkenisten in Deurne, Liessel en Vlierden[bewerken | brontekst bewerken]

Onderstaand de namen van enkele klokkenisten van na het ancien régime, met tussen haakjes de jaartallen of de periode waarin ze als zodanig genoemd werden.

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Schrijven van 13 augustus 1840; archief Provinciaal Bestuur BHIC toegang 17 inv.nr. 12419
  2. RHCe Gemeentebestuur Deurne en Liessel 1813-1950 toegang 13180 inv.nr. 19/7 brief 347
  3. Archief gemeentebestuur Vlierden 1811-1925 toegang 13130 inv.nr. 30 brief 156 van 11 februari 1854
  4. RHCe Gemeentebestuur Deurne en Liessel 1813-1950 toegang 13180 inv.nr. 4/3; raadsvergadering van 30 oktober 1875.
  5. RHCe Gemeentebestuur Deurne en Liessel 1813-1950 toegang 13180 inv.nr. 4/8 raadsnotulen 2 juni 1922.