Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis Vanaf 1 januari 2025 wordt dat Iedere eerste maandagochtend en derde woensdagochtend van de maand. |
Mathijs van Veldhoven (1859)
Mathijs van Veldhoven | ||
Persoonsinformatie | ||
Volledige naam | Mathijs van Veldhoven | |
Geboorteplaats | Deurne en Liessel | |
Geboortedatum | 9 augustus 1859 | |
Beroep(en) | schaapsherder, arbeider, kleermaker |
Mathijs van Veldhoven (1859) was een arbeider, kleermaker, schaapsherder en veroordeeld persoon uit Deurne.
Mathijs was een zoon van Peter Mathijs van Veldhoven (1831-1887) en Petronella Ketelaars (1822-1861).
Zijn familie vertrok na de dood van moeder uit Deurne. Op 4 december 1876 werd hij opnieuw ingeschreven in het bevolkingsregister van Deurne en Liessel, dit keer als schaapsherder op het adres Heitrak C.154. Hij kwam toen vanuit Nederweert. Krachtens Koninklijk Besluit van 20 juli 1879 in Staatsblad 144 (de volkstelling van 1879) werd zijn inschrijving doorgehaald.[1]
Detentie 1878-1888[bewerken | brontekst bewerken]
Op 14 november 1878 werd hij door het Gerechtshof in 's-Hertogenbosch veroordeeld tot 10 jaar tuchthuisstraf, wegens feitelijkheid tegen de eerbaarheid van drie meisjes beneden de volle 15 jaren oud met geweld uitgevoerd, op 18 augustus 1878 in Beegden en op 20 augustus 1878 in Leveroij. De slachtoffers waren Johanna Hubertina van Ratingen (Horn 16 februari 1866 - 27 juli 1939 [2]), Maria Geertrudis (Gertrudis) Smeets (Nederweert 30 oktober 1868 - Weert 23 december 1887 [3]) en Maria Wilhelmina (Mina) Mooren (Nederweert 24 juli 1867 - Maarheeze 1 oktober 1953 [4]). Hij werd vergezeld door zijn kameraad Peter Vossen.
Tevens had hij op 19 augustus 1878 diefstal van een dubbelloops pistool en een kussensloop gepleegd uit het huis van zijn voormalige meester Wijnand Suijlen in Beegden (waar hij sinds 22 mei in dienst was), en tweemaal moedwillig verwondingen toegebracht aan de twee jongste van de hiervoor genoemde meisjes. Hij was eerder al wegens bedelarij tot 1 maand celstraf veroordeeld geweest. Op 14 november 1888 werd hij uit de strafgevangenis van Leeuwarden ontslagen. Ter ontvangst van zijn uitgaanskas wilde hij zich naar Wageningen begeven.[5] Ten aanzien van zijn tijd in de gevangenis is bekend dat zijn gedrag er goed was, maar hij sluw en valsch genoemd werd. Hij was als kleermaker werkzaam, en kon schrijven. Zijn signalement was 1,50 meter lengte en haar en wenkbrauwen bruin, voorhoofd smal, oogen blauw, neus gewoon, mond klein, kin rond, baard zonder, aangezicht ovaal, kleur gezond. Op 5 oktober 1881 werd hij door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch veroordeeld tot weerspannigheid tegen personen bekleed met overheidsgezag, mogelijk tijdens zijn detentie.
Detentie 1889-1890[bewerken | brontekst bewerken]
Na ontslag uit de strafgevangenis in 1888 keerde hij terug naar het ouderlijk gezin; zijn vader woonde met zijn tweede vrouw sinds 1886 in Zutphen, en was het jaar voor Mathijs' ontslag overleden. Daar werd Mathijs afgeschreven bij de volkstelling van 1889; hij woonde er kennelijk niet meer. Op 22 januari 1889 was hij namelijk wegens landloperij door de rechtbank in 's-Hertogenbosch veroordeeld. Hij zat van 26 januari tot 3 februari 1889 in de gevangenis in 's-Hertogenbosch. Op 27 juni 1889 volgde opnieuw een veroordeling voor landloperij, nu door de Arrondissementsrechtbank van Breda vanwege een feit op 23 juni in Zundert. Hij werd met een mededader veroordeeld tot 12 dagen hechtenis en negen maanden plaatsing in een Rijkswerkinrichting.
Op 13 juli begon zijn detentie formeel, en op 15 juli 1889 werd hij in de RWI Ommerschans geplaatst. Tussentijds, op 27 augustus 1889, werd hij opnieuw veroordeeld, nu wegens ontvluchting van die Rijkswerkinrichting Ommerschans. Hij werd veroordeeld tot 6 maanden en 3 dagen en werd overgeplaatst naar de RWI in Hoorn. Op 9 april 1890 kwam hij daaruit vrij.
Detentie vanaf 1891[bewerken | brontekst bewerken]
In 1889 en 1891 noemde hij zich Peter Mathijs van Veldhoven, in laatstgenoemd jaar gebruikte hij 9 november 1858 als geboortedatum, iets wat we in het Deurnes bevolkingsregister in 1876 ook al zagen. Hij was toen werkzaam als kleermaker, en zwervende.
Kennelijk zat Van Veldhoven na zijn vrijlating in 1890 ook nog in Veenhuizen, want op 20 juli 1891 kwam hij vanuit het gesticht Veenhuizen III [6] in de gemeente Norg naar Amsterdam. Daar verbleef hij op Sint-Pieterssteeg 15.[7] Hij werd op 5 augustus 1891 aangehouden wegens landloperij, en door een vonnis van de Rechtbank 's-Hertogenbosch van 25 augustus 1891 tot 12 dagen hechtenis en 3 jaar opzending op 29 augustus d.a.v. vrijgelaten. Het signalement luidde toen: 1,49 meter lengte, blond haar en wenkbrauwen, hoog voorhoofd, blauwe ogen, gewone neus en mond, ronde kin, blonde baard, ovaal aangezicht en gezonde kleur. Bijzondere teekenen: dunharig. Op 29 augustus werd hij direct weer aangehouden, en op 10 september 1891 vertrok hij vanuit 's-Hertogenbosch naar Veenhuizen voor zijn 3 jaar opzending.
Op 10 september 1891 kwam Peter Mathijs van Veldhoven [8] aan in gesticht Veenhuizen I. Op 21 november 1892 ontvluchtte hij Veenhuizen en kwam op 12 januari 1893 weer terug. Op 14 augustus 1893 ontvluchtte hij Veenhuizen andermaal. Eigenlijk zou zijn tijd er op 10 september 1894 opzitten, maar door het ontvluchten moest hij 52 dagen inhalen en kwam hij pas op 1 november 1894 vrij.
Waar Mathijs van Veldhoven na 1894 bleef, is onbekend.
Bronnen, noten en/of referenties
|