Heeft u correcties, aanvullingen of foto's bij een artikel dan kunt u die hier mailen.
Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank!
Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis

Francis van de Mortel (1819-1872)

Uit DeurneWiki, de historische encyclopedie voor groot-Deurne.
Versie door Pieter K (overleg | bijdragen) op 28 feb 2022 om 13:44 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Infobox persoon | naam = Francis van de Mortel | volledige naam = Francis van de Mortel | roepnaam = Francis | geboorteplaats = Vlierden |...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Francis van de Mortel
Persoonsinformatie
Volledige naam Francis van de Mortel
Roepnaam Francis
Geboorteplaats Vlierden
Geboortedatum 6 februari 1819
Overl.plaats Vlierden
Overl.datum 14 augustus 1872
Partner(s) Petronella van de Moosdijk (1823-1891)
Beroep(en) dagloner, landbouwer
Stamboom.png Van de Mortel

Francis van de Mortel (1819-1872) uit Vlierden was dagloner in Someren, waar hij na een doodslag tien jaar gevangenisstraf kreeg.


Francis was een zoon van Henricus van de Mortel (1787-1855) en Joanna Maria Roijackers (1788-1840).

Hij huwde op 31 augustus 1857 in Someren met Petronella van de Moosdijk, (Someren 28 oktober 1823 - Helmond 23 maart 1891), dochter van Cornelis van de Moosdijk (Someren 1781-1855 Someren) en Wilhelmina Verdonschot (Someren 1790-1853 Someren).

De volgende kinderen werden uit dit huwelijk geboren:

  1. Hendrikus, (Someren 12 november 1859 - Mierlo 28 maart 1918). Hij huwde met Anna Maria van Bokhoven (1858-1929).
  2. Cornelis, (Someren 16 april 1861 - Helmond 18 februari 1929). Hij huwde met Maria Klaassens (1858-1929).
  3. Maria, (Someren 30 september 1863 - Helmond 11 mei 1937). Zij huwde op 8 juni 1887 in Helmond met Leonardus Josephus van Hoof (Helmond 1862-1907 Helmond).

Op 4 februari 1849 kreeg Francis in het gehucht Belgeren slaande ruzie met de Astense houtzager Martinus Bosch. Aan de gevolgen daarvan overleed Martinus twaalf dagen later. Deze doodslag werd door Klaas de Graaff in zijn boek Moorddadig Brabant als volgt verwoord:

De gekrenkte eer
Her verdedigen van de eer van de zuster is een van de opdrachten van de broer in de islamitische cultuur, zoals regelmatig uit hedendaagse strafvonnissen blijkt als er een slachtoffer te betreuren valt die het die mores niet zo nauw genomen heeft. Maar ook ten plattelande in de negentiende eeuw kunnen we deze opvattingen tegenkomen.
Op 4 februari 1849 kreeg Martinus Bosch, houtzager een fatale klap op zijn hoofd met een stuk hout door Francis van de Mortel. Een klap die kennelijk nogal hard was aangekomen want hij werd aanvankelijk doof, maar daarbij bleef het niet want twaalf dagen nadien overleed het slachtoffer aan een hersenontsteking. Francis was kwaad geworden omdat Martinus zich onbetamelijk naar zijn twee zusters had gedragen. Martinus had verkering met een van zijn zusters, maar legde het ook aan met de andere. Op de bewuste dag miste Francis zijn zuster 's avonds bij haar baas, waar zij dienstmeid was. Na lang zoeken in huizen en herbergen vond hij haar ten slotte staande met Martinus tegen of bij een mutsaard (mijt van takkenbossen).
Verschrikt holde zij weg, maar hij haalde haar in en bracht haar vervolgens bij haar baas met de mededeling dat hij haar 's avonds thuis moest houden. Tegen zijn zuster voer hij woedend uit zoo gij een manskerel waart, moest gij nog hedenavond met mij vechten. Vervolgens was hij terug gegaan en had Martinus toegevoegd ik wist niet dat gij zoo een gemeene kerel waart en had hem met een zogenaamde tuierstok die hij van de grond had gepakt op zijn hoofd geslagen.
Zijn ongeluk was het dat er door geronnen bloed tussen hersenvlies en hersenen een ontsteking was ontstaan. Hadden de artsen toentertijd een zogenaamde trepanatie (gaatje in de schedel geboord om het bloed weg te laten lopen) toegepast dan had her zo'n vaart niet gelopen. Volgens de burgemeester stond de dader gunstig; bekend, enkele disciplinaire straffen tijdens de militaire dienstplicht uitgezonderd. De minister van justitie bij wie een gratieverzoek was ingediend, vond zijn verbolgenheid en zijn recht geaarde broederschap wel begrijpelijk. "Volgens ambtelijke berigten, geldt dit vooral bij den boerenstand in die streken, alwaar het voor hoogst beleedigend en slecht wordt gehouden, wanneer een jongeling met een tweede meisje, en vooral met eene tweede zuster, bijzonderen omgang zoekt, zonder met de andere de verkering te hebben afgebroken,"
Daarbij kwam dat de vader van het slachtoffer, naast zijn eigen vader de gratie hadden aangevraagd. Het Hof had hem op 10 mei 1849 conform de wet namelijk de doodstraf opgelegd, maar de vorst schonk hem een uitzonderlijke gratie: zijn straf werd omgezet in tien jaar correctionele gevangenisstraf.
[1]

Zelfs deze tien jaar gevangenisstraf hoefde hij hoogstwaarschijnlijk niet helemaal uit te zitten, gezien zijn huwelijk in 1857. Klaarblijkelijk was het na zijn herkregen vrijheid en zijn terugkeer, niet naar Vlierden maar naar Someren, waar hij in het geboortedorp van zijn vrouw een gezin stichtte, moeilijk om aan werk te komen. Dat leidde ertoe dat de gemeente Someren het gezin financieel moest ondersteunen met een gulden per week. Volgens de toen geldende regels kon deze bijstand door de gemeente waarin de ondersteunde woonde worden verhaald bij de gemeente waarin de kostwinner geboren was. Daarom werd Vlierden op 3 januari 1863 op de hoogte gesteld van deze ondersteuning.[2] Vijf dagen later reageerde Vlierden hierop, zoals destijds wel vaker gebeurde, door te zeggen dat de ondersteunde zich met zijn gezin in Vlierden moest vestigen. Waarschijnlijk gebeurde dat ook kort daarop.[3]

Ook zijn weduwe had later grote moeite om haar gezin in leven te houden. In een brief van 29 mei 1874 schreef de burgemeester van Vlierden ... dat Petronella van de Moosdijk, weduwe van Francis van de Mortel, wonende in deze gemeente, is van een goed gedrag en ofschoon zij soms wel eens bij gegoede ingezetenen gaat bedelen staat zij toch niet als bedelaresse bekend.[4]

Het gezin woonde in Vlierden op het adres Vlierden B.16 en verhuisde op 9 juni 1875 naar Helmond.

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Klaas de Graaff - Moorddadig Brabant (2000) blz. 133
  2. RHCe toegang 13130 Gemeentearchief Vlierden inv.nr. 380
  3. RHCe toegang 13130 Gemeentearchief Vlierden toegang 13130 inv.nr 30 brief 650
  4. RHCe toegang 13130 Gemeentearchief Vlierden toegang 13130 inv.nr 40 brief van 29 mei 1874