Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis Vanaf 1 januari 2025 wordt dat Iedere eerste maandagochtend en derde woensdagochtend van de maand. |
Brand van 23 maart 1932
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
De brand van 23 maart 1932 vernield ongeveer 12 are dennenbos aan de Rakt, eigendom van bierbrouwer [[Eijmbertus Henricus Swinkels (1870-1949)|Harrie Swinkels].
Rijksveldwachter Vosmeer rapporteerde over deze brand het volgende:
- Ondergeteekende J. VOSMEER, Rijks-Veldwachter-Brig.-tit., gestationneerd te Deurne, heeft de eer UWEd.Gestr. beleefd het volgende te rapporteeren:
Op den 23en Maart 1932, des namiddags omstreeks 2½ uur, toen ik in uniform surveilleerende was ter plaatse "Molenhof" onder de gemeente Deurne, zag ik, dat op korten afstand van mij, in de richting van den Helmondschen weg, van uit een dicht beplant hoog opgaand dennenbosch, een dikke rookzuil opsteeg, en vermoedde dat daar een boschbrand woedde.
Ik spoedde mij onmiddellijk ter plaatse en kwam tot de ontdekking, dat mijn vermoeden juist was, terwijl al een drie tal personen, met volle macht, door middel van schoppen en takken, bezig waren, dit vuur te blusschen, hetgeen hun dan ook na een half uur hard werken, gelukte, niettegenstaande een sterken Oosten wind, het geheele bosch bestreek.
Terzelfder tijd kwam ook de Onbez. Rijks-Veldwachter H. Van de Vrande ter plaatse.
Het is alleen aan het doortastend optreden van deze drie werklieden te danken, dat dit groote dennenbosch van ongeveer 4 H.A. met hoog opgaande dennen, voor vernieling is gespaard gebleven.
Het bosch, liggende langs een openbaren veldweg, behoort in eigendom toe aan Einbertus Swinkels, Brouwer, wonende Lage Kerk No. 50 te Deurne, en is tegen brandschade verzekerd bij de Ned. Heide-Maatschappij.
De personen, die zich bij dit blusschen, zoo kranig gehouden hebben en geheel staan buiten den eigenaar, zijn genaamd: 1. Peter Van Kessel, arbeider, wonende Schutsboom 67. 2. Willem Manders, arbeider, wonende Kleine Bottel, beiden te Deurne; 3. Willem Roefs, arbeider, wonende Brouwhuis Helmond.
Uit een door mij ter plaatse en elders ingesteld onderzoek, bleek mij, dat de brand vermoedelijk is ontstaat door het weg werpen van een stukje sigaar, sigaret of brandende lucifer, terwijl mij eveneens bleek, dat niemand op dit tijdstip dezen weg zou hebben beloopen, dan een tweetal onbekende meisjes.
Het bosch is nadien door mij en den Onbez-.Rijksveldwachter Van de Vrande, nog eenigen tijd bewaakt, totdat het vuur overal voldoende gedoofd was.
De berokkende schade kon mij nog niet worden opgegeven.
En heb ik hiervan naar waarheid opgemaakt dit rapport.
Gedaan te Deurne, den 26 Maart 1932.
Door Swinkels werd later meegedeeld dat de schade aan de verbrande 12 aren opgaand dennenbos 74 gulden was.
Op de dag van de brand stuurde de burgemeester van Deurne, vanwege de uiterst merkwaardige reactie van kantonnier Sanders op de brand, aan de technisch ambtenaar van Provinciale Waterstaat te Helmond de volgende brief:
- In den middag gewerd me een telefonische oproep over het begin van een boschbrand onder de Rakt in de nabijheid der gemeentebosschen. Onmiddellijk heb ik me in gezelschap van den Majoor der Rijksveldwacht derwaarts begeven per vrachtauto en ter plaatse aangekomen bleek me, dat de brand was ontstaan in een bosch van den heer E.H. Swinkels alhier, welke brand inmiddels door toegeschoten hulp van een paar werkers gebluscht was geworden.
Op mijne vraag wie de schuldige zou kunnen zijn, werd ik ter informatie verwezen naar Mart. Sanders, provinciaal wegwerker, die met een paar boomsnoeiers werkzaam was juist op het punt waar de Zandstraat op den provincialen weg komt nabij de Clasinahoeve, onlangs verkocht.
Sanders deelde mij mede, dat het bosch begon te branden, op hetzelfde moment dat een paar meisjes met een mutsendoos aan den arm per rijwiel gepasseerd waren. Deze meisjes hadden hem Sanders nog naar den weg naar Helmond gevraagd onmiddellijk nadat hij den brand waarnam. Verder pratende bleek me, dat Sanders een heel eigenaardige opvatting heeft van zijn taak als provinciaal wegwerker. Hij heeft zich niet gespoed naar den brand in zijn begin om reden hij bevreesd is, dat mijnheer Van Bakel hem niet op zijn werk zou kunnen aantreffen.
Op mijn gezegde, dat mijnheer Van Bakel toch niet de bedoeling heeft, dat Sanders in alle omstandigheden gewoon zijn taak blijft vervullen, al zou hij door zijn optreden een boschbrand in zijn begin kunnen stuiten c.q.voorkomen, bleef hij halsstarrig bij zijn opinie, dat hij zonder Uwe nadere instructie niets buiten de hem opgedragen taak mag verrichten. Met mij als burgemeester zou hij eventueel zich buiten den weg durven begeven om de helpende hand te bieden.
Op mijne vraag,of hij ook iemand zou laten verdrinken, al kon hij dat door kordaat optreden voorkomen, bleek hij in zulk geval eenige verantwoording voor zijn helpend optreden voor zijne rekening te durven nemen.
Ik behoef U niet te wijzen op het funeste van eene dergelijke mentaliteit betreffende eene eventueel plichtsopvatting. Sanders is hier met zijn twee helpers blijven snoeien en een groot boschcomplex zou verbrand zijn onder zijne oogen en lijdelijk toezien, wanneer niet de arbeiders van den heer Sneider eveneens in de onmiddellijke nabijheid werkzaam er anders, over geoordeeld hadden.
Ik acht het dringend noodig U hiermede in kennis te stellen, vast overtuigd aak ben, dat Sanders en mogelijk andere wegwerkers niet in dien geest door U zijn geïnstrueerd, dat zij in elk voorkomend geval bezig moeten blijven met het hun opgedragen werk.
Is het niet noodig, dat U die menschen bijbrengt een minder slaafsch en meer juist begrip, van hetgeen in buitengewone gevallen hun plicht is? Ik denk, dat U bij kennisname dezes eveneens van die eigenaardige en fatale opvatting zult zijn geschrokken.