Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Hendrik Henskens
Hendrik Henskens alias Naats, ook in de wandeling Heijntje Quant genoemd, was een van de leden van de roversbende van 1743 die in Deurne gevangen genomen werd en na een geslaagde uitbraakpoging, met zijn been geketend aan een kompaan, van honger en ellende in de Peel stierf. Hij werd op 19 december 1743 begraven onder de galg.
Henricus Henskens werd op 1 juni 1698 te Venray gedoopt, als zoon van Ignatius Henskens en Joanna Cornelissen.[1]
Toen hij ongeveer 25 jaar oud was, ging hij werken als schoenmakersknecht te Gemert bij Andries van Rosmalen en Bet Wijntjes. Dit hield Naats maar een half jaar vol. Hij keerde terug naar zijn geboorteplaats en vertrok kort daarop naar Gog, waar hij als schoenmakersknecht werkte bij Th. Van Gils. Na drie maanden had hij het ook daar weer gezien en ging hij terug naar Venray, waar hij zijn moeder thuis dood aantrof.
Zijn volgende woon- en werkadres was bij schoenmaker Vester van den Heijden in Helmond. Na een half jaar was hij het ook daar weer beu en verhuisde naar het plaatsje Zeeland onder Uden waar hij vijf jaar inwoonde bij Peter Laurens van Duuren.
Hij werkte vervolgens bij Hendrik Geenen te Mook, Jacobus de Wit te Geldrop, Hendrik van den Bogert, Ot Faas Tilly en Jan Gijsbers, allen te Veghel, Hermanus Nabben in Deurne en een korte tijd bij Hendrik Knik te Vlierden.
Bij schoenmaker Luijcas Sarisse in Son en te Acht onder Woensel werkte hij tenslotte ook als schoenmakersknecht. We weten dat hij tijdens zijn zwerftochten door Brabant ook schoenen lapte.
In Venray trouwde Hendrik Henskens op latere leeftijd, naar eigen zeggen twee en 'n half jaar voor zijn doodvonnis, met de veel jongere Mechel Straatmans, bij wie hij ook een kind verwekte.[2] Dit kind was pas een half jaar oud toen Hendrik in de Peel stierf.
Volgens een plakkaat van 1 april 1738 kon aanspraak gemaakt worden op een vergoeding van honderd gulden voor iedere ter dood veroordeelde en terechtgestelde landloper. De Deurnese drossaard Pero de Cassemajor deed nog een vergeefse poging om ook voor Hendrik Henskens deze premie van honderd gulden te ontvangen. Dat verzoek werd echter afgewezen omdat Henskens weliswaar gevangen genomen maar nog niet veroordeeld was toen hij overleed. Het verweer van De Cassemajor, dat uit de bekentenissen van zijn kompanen later zonneklaar bleek dat hij medeschuldig was, mocht niet baten.
Bronnen, noten en/of referenties |