Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
Heitveldweg 9: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
(19 tussenliggende versies door 2 gebruikers niet weergegeven) | |||
Regel 1: | Regel 1: | ||
{{Infobox adres | |||
| afbeelding = HHP_Heitveldweg9.jpg | |||
| wijk = [[Achterste Beersdonk]] | |||
| plaats = Vlierden-Brouwhuis | |||
| huisnaam = | |||
| adres na 1954 = Brouwhuisweg 9 (1955-1967) | |||
| 1921-1954 = V.103<br>B.11 | |||
| 1908-1921 = | |||
| 1890-1908 = | |||
| 1880-1890 = B.11 | |||
| 1869-1879 = B.12 | |||
| eerder adres 1= | |||
| eerder adres 2= | |||
| eerder adres 3= | |||
| eerder adres 4= | |||
| eerder adres 5= | |||
| eerder adres 6= | |||
| eerder adres 7= | |||
| bagviewer = | |||
}} | |||
'''Heitveldweg 9''' is een voormalig adres op de [[Achterste Beersdonk]] in [[Brouwhuis]]. | '''Heitveldweg 9''' is een voormalig adres op de [[Achterste Beersdonk]] in [[Brouwhuis]]. | ||
[[Bestand:Bonneblaadje Helmond 671 - 1898-1921 cr.jpg|thumb|350px|De Achterste en Voorste Beersdonk op de Chromotopografische Kaart des Rijks, 1921. Op de Achterste Beersdonk zien we in het midden van het gehucht, aan de zuidzijde van de weg, een cluster van twee haaks op de weg gebouwde boerderijen. De rechter van de twee was Heitveldweg 9. De Astense Aa stroomde net buiten het kaartbeeld aan de zuidzijde.]] | [[Bestand:Bonneblaadje Helmond 671 - 1898-1921 cr.jpg|thumb|350px|De Achterste en Voorste Beersdonk op de Chromotopografische Kaart des Rijks, 1921. Op de Achterste Beersdonk zien we in het midden van het gehucht, aan de zuidzijde van de weg, een cluster van twee haaks op de weg gebouwde boerderijen. De rechter van de twee was Heitveldweg 9. De Astense Aa stroomde net buiten het kaartbeeld aan de zuidzijde.]] | ||
[[Bestand:05.571.jpg|thumb|350px|Karel Manders en zijn vrouw Pieternel van de Ven met van links naar rechts hun kinderen Naris, Piet, Tinus, Hannes, Mieke en Katrien. De foto is uit de periode 1890-1900.]]. | [[Bestand:05.571.jpg|thumb|350px|Karel Manders en zijn vrouw Pieternel van de Ven met van links naar rechts hun kinderen Naris, Piet, Tinus, Hannes, Mieke en Katrien. De foto is uit de periode 1890-1900.]]. | ||
[[Bestand:HHP_Heitveldweg9.jpg|thumb|350px|Heitveldweg 9, 4 februari 1984. Collectie Heemkundekring Helmond-Peelland.]] | [[Bestand:HHP_Heitveldweg9.jpg|thumb|350px|Heitveldweg 9, 4 februari 1984. Collectie Heemkundekring Helmond-Peelland.]] | ||
[[Bestand:06.165.jpg|thumb|350px|Heitveldweg 9 en 11 in 2001.]] | [[Bestand:06.165.jpg|thumb|350px|Heitveldweg 9 en 11 in 2001.]] | ||
[[Afbeelding:AchtersteBeersdonk 2003 1.jpg|thumb|350px|De Achterste Beersdonk vanuit het westen, zomer 2003. Op de voorgrond ligt de pas aangelegde Korendijk, met de nog onvoltooide splitsing van de Sojadijk. Midden in beeld loopt nog de Heitveldweg, met daaraan rechts van het midden Heitveldweg 7. Links daarvan lagen Heitveldweg 9 en 11.]] | |||
[[Afbeelding:AchtersteBeersdonk 2003 2.jpg|thumb|350px|Zicht op de Heitveldweg vanuit het zuidwesten, zomer 2003. Rechtsmidden zien we het verwilderde erf van Heitveldweg 9 en 11, daartegenover nog de Baleman met zijn eikenlaan.]] | |||
[[Afbeelding:AchtersteBeersdonk 2003 3.jpg|thumb|350px|De Achterste Beersdonk vanuit het westen, zomer 2003. Zicht vanuit het westen op de ''woeste erven'' van Heitveldweg 9 en 11 (onder, rechts van het midden), Heitveldweg 30 (midden) en Heitveldweg 28 (rechts daarvan) aan weerszijden van de Heitveldweg. Rechts zien we het nog intacte erf van Heitveldweg 7; links rukt de bedrijvigheid op.]] | |||
== Bewonings- en ontwikkelingsgeschiedenis van de boerderij == | |||
=== Een middeleeuws cijnsgoed (1190-1600) === | |||
De boerderijen met laatstelijk de adressen Heitveldweg 9 en [[Heitveldweg 11]] hebben een lange gemeenschappelijke geschiedenis. Beide boerderijen waren gesitueerd aan de noordrand van een dekzandrug aan de rand van het beekdal van de [[Astense Aa]]. Mogelijk moeten we hier ook de oudste kern van het gehucht [[Beersdonk]] zoeken. Deze oorsprong bestaat uit een goed ''Beersdonc'', dat in het cijnsregister van de hertog van Brabant uit 1340 wordt vermeld en waarvan [[Theodoricus van Aestappen]] destijds de eigenaar was. Een ruime halve eeuw later is sprake van ''dat huys van der beersdonc''. Tegelijkertijd betaalden de eigenaren van percelen op de Achterste Beersdonk cijnzen aan de heer van Helmond, die dat recht in 1314 van de hertog had verworven. | |||
'''1406-1421'''<br> | |||
Op basis van het cijnsboek van de heren van Helmond kunnen we de eigendomsgeschiedenis vanaf de 14e eeuw reconstrueren. Cijnsplichtige in 1406 was Marcelius, zoon van Theodoricus de Beersdonc. Hij moest 5,5 oude denarie betalen voor zijn ''bonis de Beersdonc''. Daarnaast moesten Margaretha, de weduwe van Godefridus de Beersdonc, en haar 6 kinderen ook nog 2,5 oude denarie betalen uit dit goed.<ref>Collectie Ludo Boeije, cijnsregister heer van Helmond, 284, d.d. 1406-1421</ref> Uit een andere cijnsposten blijkt, dat Marcelius en Godefridus de Beersdonc broers waren. Waarschijnlijk was de hiervoor genoemde Theodoricus van Aestappen hun vader. Na de dood van Margaretha, nog vóór 1421, ging haar deel op één van haar kinderen over. | |||
'''1421-1447'''<br> | |||
In 1421 was Godefridus, de zoon van Mercelius de Beersdonc, de cijnsbetaler namens het ''bonis de Beersdonc'', nu nog 1 oude denarie en 0,5 ort. Ook zijn vermoedelijke broer Johannes betaalde een cijns uit het goed Beersdonc, namelijk (inclusief een ander cijnsgoed) 2,5 oude denarie. Hetzelfde geldt voor een vermoedelijke derde broer, Mercelius, zoon van Marcelus de Beersdonc. Hij betaalde 3 oude denarie min 0,5 ort. Daarnaast worden in deze cijnsperiode, 1421-1447, ook de 3 kinderen van Johannis van der Beeck nog als betaler van 1 oude denarie en 0,5 ort aan cijns voor het goed Beersdonc genoemd. Tenslotte bleef de cijnspost van Margaretha, weduwe van Godefridus de Beersdonc, nog overeind.<ref>Collectie Ludo Boeije, cijnsregister heer van Helmond, 285, d.d. 1421-1447</ref> | |||
'''1447-1464'''<br> | |||
In de volgende cijnsperiode, 1447-1464, komen we opnieuw cijnsbetalers namens de Beersdonk tegen. Dat betrof bijvoorbeeld Arnoldus, zoon van Mercelius de Beersdonc, die 1 oude denarie en 0,5 ort betaalde. Godefridus, zoon van Mercelius de Beersdonc betaalde eenzelfde bedrag. Nieuw op het toneel van de Beersdonc was Henricus de Bruheze, die een cijns van 2,5 oude denarie zou betalen als opvolger van Johannes, zoon van Godefridus Terlincs en zijn kinderen. Henricus werd nog binnen deze cijnsperiode opgevolgd door zijn dochter Margareta. De hiervoor genoemde tweede broer Johannes wordt in deze cijnsperiode nog voor hetzelfde bedrag genoemd. Hij werd opgevolgd door zijn weduwe en 5 kinderen. Een cijnspost van 1 oude denarie, in handen van Johannes, zoon van Godefridus de Beersdonc, ging in deze periode over op zijn zoon Theodoricus. Ook de cijnspost van de familie Van der Beeck volgen we nog. In 1447 waren de drie kinderen van Johannis van der Beeck cijnsplichtig. Zij werden gevolgd door Johannes (één van die drie?) en zijn drie kinderen. Daarna ging de cijnspost over op Johannes, zoon van Amelius Thiis soen. De cijnspost van de derde broer, Mercelius zoon van Mercelius de Beersdonc, komen we ook nu tegen. Daarin traden geen veranderingen op. De cijnspost van Margaretha lijkt in meerdere delen uiteengevallen te zijn, telkens aangemerkt als de erfenis van Godefridus de Beersdonc.<ref>Collectie Ludo Boeije, cijnsregister heer van Helmond, 286, d.d. 1447-1464</ref> | |||
'''1489-1589'''<br> | |||
Het aantal mogelijke cijnsposten betreffende de Beersdonk neemt over de eeuwen steeds verder toe. Interessant is de post van ridder Wilhelmus de Erp, die opvolger was van de hiervoor genoemde Margarete de Bruheeze. Zijn bezit viel in deze periode uiteen in een deel voor heer Adam, presbyter, en Wilhelmus. Het deel van Wilhelmus kwam daarna toe aan zijn weduwe, dan zijn drie kinderen en vervolgens één van hen, te weten Johanna. Het meest relevant voor dit artikel is echter de cijnspost die afkomstig was de hiervoor genoemde Godefridus, zoon van Mercelius de Beersdonc. Na hem ging het goed over op Marcelius zoon van Johannes de Beersdonck. Dat moet nog vóór 1489 gebeurd zijn. Daarna volgt tijdens deze cijnsperiode een opeenvolgende vererving, die uiteindelijk leidt tot twee lijnen, namelijk die van Arnoldus zoon van Wilhelmus Jodoci (via weduwe IJda, dochter van Marcelius de Beersdonck) enerzijds en die van Petrus de Bersdonck, zoon van Marcelius, anderzijds. Het deel van Arnoldus ging over op zijn 9 kinderen en daarna op Anthonius Johannes Ancelmi. Of het deel van Petrus daarin ook opging, is niet helemaal duidelijk. Wel bolgde het hiervoor genoemde deel van Johannes, zoon van Amelius Thiis, dezelfde weg. Hetzelfde geldt voor de cijnspost van Marcelius, zoon van Johannes de Beersdonck, en het deel van de hiervoor genoemde derde broer Marcelius, zoon van Marcelius. Er lijkt derhalve in deze periode een sterke concentratie van grondbezit in één hand te hebben plaatsgevonden.<ref>Collectie Ludo Boeije, cijnsregister heer van Helmond, 288, d.d. 1489-1589</ref> Uiteindelijk vererfde de cijnspost van Aert Willem Joosten op zijn schoonzoon, [[Anthonis Jan Anssems]], ook genoemd Kuenen. | |||
Een veel preciezere reconstructie van de respectievelijke cijnsposten en hun verervingen is nog noodzakelijk. | |||
=== Splitsing van de Beersdonk (1600-1798) === | |||
Op 22 januari 1632 bekende Peter Anthonis van Boeckel betaald te zijn door de drie kinderen van [[Anthonis Jan Anssems|Anthonis Jan Ansumps]], alias Kuenen, voor de verkoop van zijn vierde deel uit de goederen, nagelaten door wijlen zijn vader Anthonis van Boeckel, staande en gelegen op de Beersdonck te Vlierden.<ref>Deurne R 91, fol. 175v, d.d. 22-01-1632</ref> Een half jaar later worden de goederen die Anthonis Jan Anssems op de Beersdonk, verkocht. De vier oudste kinderen van Anthonis verkochten, als erfgenamen van hun vader, op 28 september 1632 een hoeve met schuur en schaapskooi, met 36 lopense akkerland en 7 of 8 koeweiden weiland, alsmede 50 eikenbomen en ander houtgewas, aan jonker [[Everaerdt van Eijck]] <ref>Everard van Eijck was bewoner van het huis Op Strijp te Aarle, en in 1627 te Oirschot getrouwd met Josina de Grevenbroeck. Zijn nazaten, met de naam Van Wijnbergen, zouden nog geruime tijd te Aarle wonen.</ref> en [[Willem van den Kerckhove]] <ref>Willem van den Kerckhoff was burger van de stad Helmond, en was vóór 1602 gehuwd met Geertruijt Jans, dochter van Jan van den Camp.</ref>. Goert Peeters was pachter op deze boerderij, de [[Grote Beersdonk|Groote Beerdonck]]. Tevens verkochten zij een hoeve met huijsinge, bakhuis en schop, 20 eikenbomen en 23 lopense akkerland, genaamd de [[Kleine Beersdonk|Cleijn Beerdonck]]. Anna, weduwe van Matthijs Janssen, was de pachtster.<ref>Helmond R 264, d.d. 28-09-1632</ref> Geertruijt, de weduwe van Willem van den Kerckhove, verkocht haar helft - de andere helft was uiteraard van Van Eijck - op 4 maart 1638 aan jonkheer [[Adam van Baexen|Adam Bocxen]] <ref>De besproken Adam Bocx was Adam van Baexen, heer van Meerbeek in de tegenwoordige Belgische provincie Vlaams-Brabant. Hij was gehuwd met Philippote van Leefdael, een verre verwante van [[Rogier van Leeffdael]], en bezat in 1634 ook hertogelijke leengoederen in Brouheze onder Bakel en de Koeveringse molen onder Sint-Oedenrode (http://www.toine-hendriks.nl/Driek/leenhof%20brabant.htm).</ref> De akte bevat een uitgebreide beschrijving van percelen die tot beide hoeven behoorden.<ref>Helmond R 268, fol. 104, d.d. 4 maart 1638</ref> | |||
De beide hoeven, de Grote en de Kleine Beersdonk, vonden we tot voor enkele jaren nog terug in het gebied. De Grote Beersdonk vormde de basis voor de latere boerderijen Heitveldweg 9 en Heitveldweg 11, en uit de Kleine Beersdonk ontstonden de boerderijen [[Heibergweg 1]] en [[Heibergweg 5]]. | |||
De hoeve op de Beersdonk komt voor in het cijnsregister van de heren van Helmond: ''uijt huijs hoff mette aengelegen erffenisse gent de Beersdonck groot ontrent 16 lopense u.l. de gemeijnte a.l. Margriet van Berge ende voorts rakende aen erve Hendrick Peter Welten ende Michiel Cuijpers''. Het goed vererfde via ''[[Everaerdt van Eijck|Evert van Eijck]]'' en ''Floris soone Evert van Eijck'' op ''Clara Heijlwich dochter van Evert van Eijk'' en daarna op [[Ludovicus Guilhelmus van Wijnbergen (ca 1650-1706)|Lodewijck Wilhelm van Wijnbergen (circa 1650 - 1706)]], kleinzoon van genoemde jonker Everaerdt van Eijck via diens dochter Maria. Ook de nazaten van [[Adam van Baexen]] hadden hier nog bezit, maar hun aandeel lijkt in de loop der tijd verdwenen te zijn van de Grote Beersdonk.<ref>Een deel lijkt in de 17e eeuw nog in handen te zijn geweest van Adam van Baexen, en na hem op zijn 4 kinderen. Dochter Anna Maria verkocht het deel aan Jacob zoon van Jacob Bogaerts. Na hem ging het over op zijn erfgenamen, in de late 17e eeuw nog Geertruij Bogaerts. Deze lijn lijkt na 1700 niet meer voor te komen op de Grote Beersdonk, hetgeen doet vermoeden dat het volle eigendom aldaar in de andere lijn terecht kwam en de familie Bogaerts zich wellicht ontfermde over de Kleine Beersdonk.</ref> We volgen daarom de bezitslijn in de familie Van Wijnbergen verder. Toen Lodewijck Wilhelm in 1706 overleed, werd een taxatie van zijn bezit gemaakt. Over Vlierden werd gezegd: ''Item een huijsinge en erffve tot Vlierden gelegen sijnde de huijsinge omverregewaeijt door den lesten storm windt ende wordt tegenwoordigh hertimmert. Rendeert jaerlijcx aen gelt, aen [...] graenen 10 vaten. 10-0-0. Hier uijt jaerlijcx te vergelden den rente a 6 gulden tien stuijvers, Item alnoch de hellichte van vier gulden jaerlijcx. Item ses vaten rogge jaerlijcx, Item twee gulden tien stuijvers erffchijns jaerlijcx.'' Ook zijn eigen huis was trouwens niet in al te beste staat.<ref>Oud Rechterlijk Archief Aarle-Rixtel invnr. 103, fol. 2v</ref> | |||
Na Lodewijck Wilhelm ging het over op zijn dochter Cecilia Mechtildis Josepha van Wijnbergen (1683-1709), weduwe van [[Assuerus Ferdinandus van Raveschot (1672)]]. Zij hadden geen kinderen, en na hun dood ging de boerderij over op zijn broer [[Ludovicus Franciscus van Raveschot (1667-1711)|Louis François van Raveschot (1667-1711)]]. De boerderij kwam uiteindelijk in handen van Adriana Catharina van Ruelo (1686-1774), weduwe van Louis François en daarna van [[Cornelis Kraijenhoff (1662-1729)]]. In 1726 verpachtte Van Ruelo haar boerderij in Vlierden, vermoedelijk die op de Achterste Beersdonk, voor 6 jaar aan Dirck Molendijx. Hij volgde daarmee Willem Franssen op. Uit de pachtakte maken we op dat het om een rietgedekte boerderij met wanden van hout, waarschijnlijk een vakwerkconstructie, ging.<ref>Helmond, notaris De Cort, d.d. 07-05-1726</ref> | |||
Samen met haar dochter Sophia Magdalena van Raveschot verkocht zij op 18 juli 1747 een huis, schuur en stallinge met zijn landerijen aan [[Judocus van den Heuvel (1715-1786)]] en zijn zus Cristina van den Heuvel (1719-1793). Hun vader Thomas van den Heuvel (circa 1680 - na 1747) was de pachter van de boerderij. Op basis van deze gegevens vinden we het huis ook terug in de huizenlijsten van Vlierden. Het betreft huis 65, in 1736 nog eigendom van de weduwe Craijenhoff, in 1751 van broer en zus Van den Heuvel, in 1786 van Joost Thomas van den Heuvel en zijn kinderen, in 1791 juist van zijn zus en in 1798 van Dirk Timmermans, zoon van zijn zus. Bewoner na het overlijden van vader Thomas was de familie Timmermans. Op het moment van koop in 1747 stond het eerstvolgende huis, van Vlierden gezien, pas op de [[Blikhalm]]. | |||
:'' | === Twee boerderijen verdwijnen en een nieuwe verschijnt (1750-1843) === | ||
Interessant is dat naast Heitveldweg 9 (huis 65) het huis 64 gestaan moet hebben, in 1736 eigendom van Jan Bogaerts en in 1746 van zijn erfgenamen. In 1761 waren de kinderen van Francis van Heugten en Joost Thomas van den Heuvel de eigenaren. Bewoner in 1751 was Willem van Bree. Tussen 1766 en 1771 werd dit pand afgebroken. Alles wijst erop, dat dit huis direct oostelijk van Heitveldweg 9 heeft gestaan. Van het nieuwe huisje 110 dat tussen 1791 en 1798 verschijnt en dat we als [[Heitveldweg 7]] kunnen identificeren, wordt immers gezegd dat het tussen de nummers 63 en 64 stond. Dat betekent dus dat het huis 64, dat tussen 1766 en 1771 dus werd afgebroken, tussen de latere adressen Heitveldweg 7 en Heitveldweg 9 stond, ook aan die zijde van de weg.<ref>Transcriptie huizenlijsten Vlierden, P. Koolen</ref> Tegelijkertijd moet ook naast nummer 64, waar tussen 1791 en 1798 dus nummer 110 (Heitveldweg 7) werd gebouwd, een tweede huisje hebben gestaan: nummer 91. Dit werd tussen 1761 en 1766 gebouwd en was eigendom van Francis Peter Amijs (1766) en later zijn weduwe (1781). Zij bewoonden het ook. In 1798 was het onbewoond.<ref>Transcriptie huizenlijsten Vlierden, P. Koolen</ref> Het lijkt er daarom op, dat nummer 91 en 110 (Heitveldweg 7) tegelijkertijd min of meer op dezelfde plek hebben gestaan, maar zeker is dat laatste niet helemaal. | |||
Waar aan de oostzijde van Heitveldweg 9 druk gebouwd en gesloopt werd in de 18e eeuw, werd aan de westzijde voor langere tijd een nieuw erf gesticht. Op basis van de huizenlijsten van Vlierden kunnen we vaststellen, dat tussen 1751 en 1756 westelijk naast het oude Heitveldweg 9 een nieuwe boerderij met nummer 87 gebouwd moet zijn, Heitveldweg 11. Deze nieuwe boerderij werd gebouwd tussen huis 65 (Heitveldweg 9) en huis 66, het eerstvolgende destijds bestaande huis op de Blikhalm. De volgorde van de beschreven huizen, komend vanuit Vlierden, moet in elk geval 63 - 91 / 110 ([[Heitveldweg 7]]) - 64 - 65 (Heitveldweg 9) - 87 ([[Heitveldweg 11]]) geweest zijn, waarbij de volgorde van 91 en 110 onduidelijk is. Op de pagina van [[Heitveldweg 11]] beschrijven we deze boerderij verder. | |||
Bij een boedeldeling tussen de kinderen van [[Joannes Timmermans (1724-1769)]] en zijn vrouw Christina van den Heuvel (1719-1793) in 1798 viel het huis op de Beersdonk toe aan hun zoon [[Theodorus Timmermans (1755-1828)]]. Zijn broer Michiel en zus Hendrina verkregen ander bezit van hun ouders. Belendend perceeleigenaar was genoemde Francis van den Heuvel, hun neef. Uit de belendingen van ''huis en hof op de Beersdonk'' in de boedeldeling kunnen we voorzichtig opmaken, dat Francis van den Heuvel in 1798 al de voorganger van Heitveldweg 11 bezat, Dirk Timmermans de voorganger van Heitveldweg 9 kreeg en Michiel Timmermans reeds het perceel met zijn huis, het latere [[Heitveldweg 7]], bezat.<ref>Vlierden RA 34, fol. 44, d.d. 6-2-1798</ref> | |||
Het kadastraal minuutplan uit 1832 geeft voor het eerst een goede topografische weergave van het boerderijcluster. De boerderijen met kadastrale aanduidingen A 444 (voorganger van Heitveldweg 11) en A 443 (voorganger van Heitveldweg 9) stonden enigszins gedraaid van elkaar, maar allebei grofweg met een korte gevel naar het noorden gericht. Tussen A 443 en de weg stond een grote schuur; bij A 444 stond een kleine schuur, juist achter de boerderij. Merkwaardigerwijs waren beide boerderijen eigendom van Francis van den Heuvel, de zoon van de eerder genoemde Joost. Had Dirk Timmermans na 1798 zijn erfdeel aan zijn neef Francis van den Heuvel verkocht? Een aanwijzing in die richting kan zijn dat Dirk op 7 juni 1803 een ontlastbrief voor Bakel voor zijn 3 kinderen ontving. Daarnaast verkocht hij op 16 september 1814 een huisje met grond aan Jan Klerks, zoals hij die in 1799 van de gemeente Vlierden had gekocht. Dat was echter niet Heitveldweg 9 of 11, maar de voorganger van [[Heitveldweg 28]]. Mogelijk stichtte hij dit huisje, nadat hij de boerderij die hij had geërfd, had verkocht? Het zijn vooralsnog veel vraagtekens over de periode tussen 1798 en 1832. | |||
De kinderen van Dirk's broer [[Michael Timmermans (1757-1818)]] bezaten in 1832 een kleine boerderij op de plek van wat later Heitveldweg 7 zou worden. Mogelijk had hij dit huisje laten op nieuw ontgonnen grond, zoals hij die in 1797 aankocht van het Vlierdense dorpsbestuur.<ref>Vlierden, OAA, d.d. 07-02-1797</ref> Dat komt overeen met het feit dat volgens de huizenlijsten van Vlierden tussen de huizen 63 en 64 het nieuwe huis 110 werd gebouwd, eigendom van en bewoond door Michiel Timmermans.<ref>Transcriptie huizenlijsten Vlierden, P. Koolen</ref> | |||
Na de dood van Francis werden zijn beide boerderijen in december 1843 verkocht aan de [[Maatschappij van Welstand]], die tot doel had protestantse boeren in Noord-Brabant tot welstand te brengen. | |||
== Heitveldweg 9 na 1843 == | == Heitveldweg 9 na 1843 == | ||
Samen met Heitveldweg 11 werd Heitveldweg 9 in december 1843 verkocht aan de [[Maatschappij van Welstand]], die tot doel had protestantse boeren in Noord-Brabant tot welstand te brengen. Op het latere adres Heitveldweg 9 werd [[Evert Huizing (1799-1861)]] als landbouwer geplaatst. | Samen met Heitveldweg 11 werd Heitveldweg 9 in december 1843 verkocht aan de [[Maatschappij van Welstand]], die tot doel had protestantse boeren in Noord-Brabant tot welstand te brengen. Op het latere adres Heitveldweg 9 werd [[Evert Harms Huizing (1799-1861)|Evert Huizing (1799-1861)]] als landbouwer geplaatst. De jongste twee kinderen uit zijn tweede huwelijk werden op de Achterste Beersdonk geboren. Zijn broer [[Geert Harms Huizing (1794-1845)]] uit Wildervank was tot zijn vroegtijdige dood pachter van de naastgelegen boerderij, het latere Heitveldweg 11. | ||
In 1852 brandden beide boerderijen tot de grond toe af. Zij werden herbouwd volgens een nieuw ontwerp. De nieuwbouw, dit keer in baksteen met pannen, werd gespiegeld aan elkaar rond een middenpad gebouwd. Beide boerderijen vormden als het ware een ruimtelijke eenheid. Deze situatie heeft tot de sloop in 2001 bestaan. De woongedeelten van de langgevelboerderijen waren gesitueerd in het voorste deel, dicht bij de weg. Op 22 april 1863 brandden beide boerderijen nogmaals af, maar werden hersteld. | In 1852 brandden beide boerderijen tot de grond toe af. Zij werden herbouwd volgens een nieuw ontwerp. De nieuwbouw, dit keer in baksteen met pannen, werd gespiegeld aan elkaar rond een middenpad gebouwd. Beide boerderijen vormden als het ware een ruimtelijke eenheid. Deze situatie heeft tot de sloop in 2001 bestaan. De woongedeelten van de langgevelboerderijen waren gesitueerd in het voorste deel, dicht bij de weg. Op 22 april 1863 brandden beide boerderijen nogmaals af, maar werden hersteld. | ||
Evert Huizing en later zijn weduwe Aaltje hadden meerdere meiden op de boerderij. Het betreft onder meer | Evert Huizing en later zijn weduwe Aaltje hadden meerdere meiden op de boerderij. Het betreft onder meer Neeltje Wich (1857), Francisca van Aalst (1858) en kleindochter Hadriana Huizing (1862-1924). Daarnaast werkte [[Antonie Nelemans (1868-1925)]] als inwonend herder voor de familie. Toen zoon [[Herman Huizing (1834-1915)]] op 20 maart 1861 te Vlierden met Wouterina van der Schans (1839-1914) trouwde, werd de familierelatie tussen de boeren op beide hoeven weer hersteld. Herman nam enkele jaren later de boerderij van zijn schoonouders over, waardoor vanaf nu beide hoeven werden bewoond door een familie Huizing. | ||
De Maatschappij concludeerde gaandeweg dat de boerderijen te ver verwijderd lagen van de voorzieningen voor protestanten in [[Deurne]]. Daarom werden beide boerderijen op 28 juli 1881 in het openbaar verkocht. Boerderij B.11, voorheen bekend als B.12, werd verkocht aan [[Karel Manders (1840-1918)]]. Hij vestigde zich op 24 december 1881 op de boerderij met zijn gezin. In dezelfde week verhuisde Aaltje Harms Baas met haar zoon, nicht en dienstmeid naar Deurne. | De Maatschappij concludeerde gaandeweg dat de boerderijen te ver verwijderd lagen van de voorzieningen voor protestanten in [[Deurne]]. Daarom werden beide boerderijen op 28 juli 1881 in het openbaar verkocht. Boerderij B.11, voorheen bekend als B.12, werd verkocht aan [[Karel Manders (1840-1918)]]. Hij vestigde zich op 24 december 1881 op de boerderij met zijn gezin. In dezelfde week verhuisde Aaltje Harms Baas met haar zoon, nicht en dienstmeid naar Deurne. | ||
Regel 20: | Regel 86: | ||
Manders bewoonde en bewerkte de boerderij dus vanaf 1881. Hij werd hierbij in 1884 enkele maanden geholpen door dienstknecht Cornelis Martens (1856). In 1915 werd de boerderij overgedaan aan [[Petrus Antonius Welten (1865-1940)]], mogelijk in de vorm van verpachting. Manders verhuisde naar wat vermoedelijk later [[Heibergweg 5]] zou worden, namelijk het adres B.8. Enkele jaren later vertrok Welten weer, en werd Manders' zoon [[Martinus Manders (1874-1959)]] hoofdbewoner. Hij zou de boerderij tot aan het einde van zijn leven blijven exploiteren, waarna zoon [[Karel Adrianus Manders (1923-2011)]] de boerderij van zijn vader overnam. Karel was in 1956 gehuwd met Martina Josepha Manders (1927-2007) en kreeg op de boerderij, die per 1 januari 1955 het adres [[Brouwhuisweg 9]] had gekregen, 3 kinderen. Zij groeiden samen met de kinderen van buurman [[Marinus van Rooij (1915-2001)]] op. Karel's broer woonde inmiddels op een boerderij op het latere adres [[Baleman 3]], een zijweg van de Heitveldweg. | Manders bewoonde en bewerkte de boerderij dus vanaf 1881. Hij werd hierbij in 1884 enkele maanden geholpen door dienstknecht Cornelis Martens (1856). In 1915 werd de boerderij overgedaan aan [[Petrus Antonius Welten (1865-1940)]], mogelijk in de vorm van verpachting. Manders verhuisde naar wat vermoedelijk later [[Heibergweg 5]] zou worden, namelijk het adres B.8. Enkele jaren later vertrok Welten weer, en werd Manders' zoon [[Martinus Manders (1874-1959)]] hoofdbewoner. Hij zou de boerderij tot aan het einde van zijn leven blijven exploiteren, waarna zoon [[Karel Adrianus Manders (1923-2011)]] de boerderij van zijn vader overnam. Karel was in 1956 gehuwd met Martina Josepha Manders (1927-2007) en kreeg op de boerderij, die per 1 januari 1955 het adres [[Brouwhuisweg 9]] had gekregen, 3 kinderen. Zij groeiden samen met de kinderen van buurman [[Marinus van Rooij (1915-2001)]] op. Karel's broer woonde inmiddels op een boerderij op het latere adres [[Baleman 3]], een zijweg van de Heitveldweg. | ||
In het kader van de ontwikkeling van [[Bedrijventerrein Zuidoost-Brabant]] werd de boerderij verkocht aan de gemeente Helmond. In 1999 verhuisden Karel en Tina naar Vlierden. In mei 2001 werd de boerderij vervolgens gesloopt, maar niet vóór een documentatie door de Stichting Historisch Boerderijonderzoek had plaatsgevonden. Op de plaats van deze boerderij staat nu de bedrijfshal van Smurfit Kappa. | In het kader van de ontwikkeling van [[Bedrijventerrein Zuidoost-Brabant]] werd de boerderij verkocht aan de gemeente Helmond. De gemeenteraad van Helmond had op 7 november 2000 besloten over te gaan tot aankoop van het perceel kadastraal bekend gemeente Helmond, sectie Z nr. 526, groot 63.40 hectare, met daarop een traditionele boerderij met afhangen, garage, berging en drie opslagruimten, gelegen aan Heitveldweg 9, voor de koopsom van 1.080.000 gulden. Verkopers waren de drie kinderen van de laatste bewoner.<ref>[http://www.helmond.nl/Internet/Zoeken-in-bestuurlijke-stukken/2000/2000-11/%2887061%29-Raadsvoorstellen.html?highlight=Heitveldweg Notulen gemeenteraad Helmond, 7 november 2000]</ref> In 1999 verhuisden Karel en Tina naar Vlierden. In mei 2001 werd de boerderij vervolgens gesloopt, maar niet vóór een documentatie door de Stichting Historisch Boerderijonderzoek had plaatsgevonden. Op de plaats van deze boerderij staat nu de bedrijfshal van Smurfit Kappa. | ||
== Typologie == | == Typologie == | ||
De boerderij was van het langgeveltype, waarbij de balken grotendeels op de buitengevels rustten | === Inleiding === | ||
De boerderij was van het langgeveltype, waarbij de balken grotendeels op de buitengevels rustten. Het woongedeelte bestond oorspronkelijk uit vier delen, met een gang vanaf de voorgevel. Aan de noordzijde lagen de ''goei kamer'' en de kelder met opkamer. Aan de zuidzijde lag de woonkeuken (''herd''). In de laatste fase was het interieur van de boerderij aanmerkelijk beter bewaard gebleven dan dat van de buurman. | |||
=== Constructie === | |||
De constructie van de boerderij was oorspronkelijk identiek aan die van Heitveldweg 11. De draagconstructie was kenmerkend voor een langgevelboerderij. Ankerbalkgebinten ontbraken, en de constructie was in grenenhout uitgevoerd. De balken rustten in het woongedeelte rechtstreeks op de gevels. Bij het bedrijfsgedeelte was dat ook zo bij de voorgevel, maar de oorspronkelijk lagere achtergevel maakte dat daar niet mogelijk. Daarom waren er een standvinken onder geplaatst. De verbinding was met de traditionele pen-gatverbinding gemaakt. De gebintconstructie van de drie achterste gebinten week af van de rest. De draagblak rustte hier op een poer in de voorgevel en wordt ondersteund door twee standvinken. Op de balken rustten spanten, ook in grenen uitgevoerd. Daarop waren grenen gordingen aangebracht. De draagconstructie was een voorbeeld van de overgang van traditionele naar modernere constructiewijzen. | |||
=== Interieur === | |||
Het interieur van Heitveldweg 9 was net als het exterieur beter bewaard gebleven dan dat van de buurman, waarschijnlijk grotendeels omdat er enerzijds nooit een tweede woning in het bedrijfsgedeelte is gebouwd (zoals bij Heitveldweg 11 wel) en in de laatste decennia van zijn bestaan geen moderniseringsslag is doorgevoerd. In het bedrijfsgedeelte waren weliswaar varkensstallen ingebouwd, maar op grond van bouwsporen, gevelindeling en algemene kennis over langgevelboerderijen kunnen we het oorspronkelijke interieur nog reconstrueren. Het bedrijfsgedeelte werd al sinds de bouwtijd door een muur in tweeën verdeeld. Ten noorden van deze muur bevond zich in 2001 achter de voorgevel een kantoortje. Het oostelijke deel was varkensstal. Deze indeling lijkt uit de jaren '60 van de 20e eeuw te dateren. Oorspronkelijk moet hier de koeienstal zijn geweest. Langs de scheidingsmuur met het woongedeelte moet een gang zijn geweest, waar de koeien konden worden gevoerd. In de scheidingsmuur zat een raam, waardoor men vanuit de woonkeuken het vee kon zien. | |||
Ook ten zuiden van de scheidingsmuur waren varkensstallen ingebouwd. Het achterste deel moet de wagenberging zijn geweest, met brede wagendeuren in de voorgevel. De dichtgezette brede deeldeuren markeerden de plek waar de deel was. Tussen de deeldeuren en de wagenstalling zal een tasruimte zijn geweest. Het graan werd waarschijnlijk boven het woongedeelte opgeslagen. | |||
Het woongedeelte bestond oorspronkelijk uit 4 vertrekken. Een gang in het westelijke deel ontsloot vanaf de voordeur de vertrekken. Aan de noordzijde moeten de woonkamer (oorspronkelijk: ''goei kammer'') en opkamer zijn geweest. In de noordoosthoek van de woonkamer was het rookkanaal van de overhoeks geplaatste haardpartij. | |||
Op de kelder lag een zoldering van een enkelvoudige balklaag. Men heeft hier de toegang naar de opkamer en kelder verwisseld; de oorspronkelijke gemetselde keldertrap was nog zichtbaar. Heitveldweg 11 kende de oorspronkelijke structuur met steile steektrap naar de zolder nog wel. Ten zuiden van deze vertrekken waren oorspronkelijk vermoedelijk de woonkeuken (achter de voorgevel; met schouwpartij) en een vierde vertrek. Deze waren op het laatst tot woonkeuken samengevoegd. Een latei markeerde nog de oorspronkelijke scheidingsmuur. In een recente aanbouw tegen de achtergevel waren de keuken, douche, wc en bergruimte ondergebracht. Op de verdieping waren twee slaapkamers (uit het midden van de 20e eeuw) en een zolderberging. | |||
=== Exterieur === | |||
De voorgevel, de westelijke langsgevel, dateerde nog uit de bouwtijd. In de loop der jaren is vooral de structuur en indeling van de gevel van het bedrijfsgedeelte aangepast. Aan de bouwsporen waren nog de deel- (midden), berging- (zuid) en staldeuren (noord) te herkennen. De twee meest zuidelijke deuren waren met kalkzandsteen verkleind tot een gewone deur met venster. De gietijzeren stalvensters waren allemaal in het metselwerk ingebroken. De oorspronkelijke vensters waren vermoedelijk op dezelfde plekken ingebouwd, maar waren kleiner. | |||
Het woongedeelte kende een voordeur met aan weerszijden vensters. De voordeur dateerde uit het derde kwart van de 20e eeuw. Het venster ten noorden ervan dateerde nog uit de bouwtijd. Het venster aan de andere zijde lijkt ooit gewijzigd te zijn. | |||
De gevelindeling van de kopgevel was nog vrijwel oorspronkelijk, op het dichtzetten van het venster aan de westzijde. Het metselverband is hier doorgevoerd over de dichtzetting, wat op grote zorgvuldigheid wijst. Het keldervenster kende ijzeren diefijzers. Langs de randen van de tuitgevel zijn aanwijzingen dat de gevel oorspronkelijk van vlechtingen was voorzien en boven het dakvlak uitstak. In de 20e eeuw zijn die vlechtingen verwijderd. | |||
De achtergevel van het woongedeelte kende een venster uit de jaren '60 en een uitbouw uit dezelfde periode. In tegenstelling tot Heitveldweg 11 lijkt hier oorspronkelijk helemaal geen aanbouw te zijn geweest. In de eerste helft van de 20e eeuw moet een eerste aanbouw geplaatst zijn. Het bedrijfsgedeelte kende later ingehakte deuren. Eén oorspronkelijke deuropening is dichtgezet; hierop was de inscriptie ''H. Manders 1949'' (moet zijn: M. Manders?) aanwezig. De achtergevel moet derhalve grotendeels gesloten zijn, met wellicht kleine vensters ter plaatse van de latere deuropeningen. | |||
De zuidelijke kopgevel, oorspronkelijk blind, was nog intact. Ook hier moeten vlechtingen aanwezig zijn geweest. Tegen de gevel stond een aanbouw van kalkzandsteen, vermoedelijk uit de jaren '60. | |||
== Literatuur == | == Literatuur == |
Huidige versie van 9 nov 2015 om 11:48
Heitveldweg 9 | ||
Locatie | ||
adres | Heitveldweg 9 | |
wijk | Achterste Beersdonk | |
plaats | Vlierden-Brouwhuis | |
adres na 1954 | Brouwhuisweg 9 (1955-1967) | |
1921-1954 | V.103 B.11 | |
1880-1890 | B.11 | |
1869-1879 | B.12 |
Heitveldweg 9 is een voormalig adres op de Achterste Beersdonk in Brouwhuis.
.
Bewonings- en ontwikkelingsgeschiedenis van de boerderij[bewerken | brontekst bewerken]
Een middeleeuws cijnsgoed (1190-1600)[bewerken | brontekst bewerken]
De boerderijen met laatstelijk de adressen Heitveldweg 9 en Heitveldweg 11 hebben een lange gemeenschappelijke geschiedenis. Beide boerderijen waren gesitueerd aan de noordrand van een dekzandrug aan de rand van het beekdal van de Astense Aa. Mogelijk moeten we hier ook de oudste kern van het gehucht Beersdonk zoeken. Deze oorsprong bestaat uit een goed Beersdonc, dat in het cijnsregister van de hertog van Brabant uit 1340 wordt vermeld en waarvan Theodoricus van Aestappen destijds de eigenaar was. Een ruime halve eeuw later is sprake van dat huys van der beersdonc. Tegelijkertijd betaalden de eigenaren van percelen op de Achterste Beersdonk cijnzen aan de heer van Helmond, die dat recht in 1314 van de hertog had verworven.
1406-1421
Op basis van het cijnsboek van de heren van Helmond kunnen we de eigendomsgeschiedenis vanaf de 14e eeuw reconstrueren. Cijnsplichtige in 1406 was Marcelius, zoon van Theodoricus de Beersdonc. Hij moest 5,5 oude denarie betalen voor zijn bonis de Beersdonc. Daarnaast moesten Margaretha, de weduwe van Godefridus de Beersdonc, en haar 6 kinderen ook nog 2,5 oude denarie betalen uit dit goed.[1] Uit een andere cijnsposten blijkt, dat Marcelius en Godefridus de Beersdonc broers waren. Waarschijnlijk was de hiervoor genoemde Theodoricus van Aestappen hun vader. Na de dood van Margaretha, nog vóór 1421, ging haar deel op één van haar kinderen over.
1421-1447
In 1421 was Godefridus, de zoon van Mercelius de Beersdonc, de cijnsbetaler namens het bonis de Beersdonc, nu nog 1 oude denarie en 0,5 ort. Ook zijn vermoedelijke broer Johannes betaalde een cijns uit het goed Beersdonc, namelijk (inclusief een ander cijnsgoed) 2,5 oude denarie. Hetzelfde geldt voor een vermoedelijke derde broer, Mercelius, zoon van Marcelus de Beersdonc. Hij betaalde 3 oude denarie min 0,5 ort. Daarnaast worden in deze cijnsperiode, 1421-1447, ook de 3 kinderen van Johannis van der Beeck nog als betaler van 1 oude denarie en 0,5 ort aan cijns voor het goed Beersdonc genoemd. Tenslotte bleef de cijnspost van Margaretha, weduwe van Godefridus de Beersdonc, nog overeind.[2]
1447-1464
In de volgende cijnsperiode, 1447-1464, komen we opnieuw cijnsbetalers namens de Beersdonk tegen. Dat betrof bijvoorbeeld Arnoldus, zoon van Mercelius de Beersdonc, die 1 oude denarie en 0,5 ort betaalde. Godefridus, zoon van Mercelius de Beersdonc betaalde eenzelfde bedrag. Nieuw op het toneel van de Beersdonc was Henricus de Bruheze, die een cijns van 2,5 oude denarie zou betalen als opvolger van Johannes, zoon van Godefridus Terlincs en zijn kinderen. Henricus werd nog binnen deze cijnsperiode opgevolgd door zijn dochter Margareta. De hiervoor genoemde tweede broer Johannes wordt in deze cijnsperiode nog voor hetzelfde bedrag genoemd. Hij werd opgevolgd door zijn weduwe en 5 kinderen. Een cijnspost van 1 oude denarie, in handen van Johannes, zoon van Godefridus de Beersdonc, ging in deze periode over op zijn zoon Theodoricus. Ook de cijnspost van de familie Van der Beeck volgen we nog. In 1447 waren de drie kinderen van Johannis van der Beeck cijnsplichtig. Zij werden gevolgd door Johannes (één van die drie?) en zijn drie kinderen. Daarna ging de cijnspost over op Johannes, zoon van Amelius Thiis soen. De cijnspost van de derde broer, Mercelius zoon van Mercelius de Beersdonc, komen we ook nu tegen. Daarin traden geen veranderingen op. De cijnspost van Margaretha lijkt in meerdere delen uiteengevallen te zijn, telkens aangemerkt als de erfenis van Godefridus de Beersdonc.[3]
1489-1589
Het aantal mogelijke cijnsposten betreffende de Beersdonk neemt over de eeuwen steeds verder toe. Interessant is de post van ridder Wilhelmus de Erp, die opvolger was van de hiervoor genoemde Margarete de Bruheeze. Zijn bezit viel in deze periode uiteen in een deel voor heer Adam, presbyter, en Wilhelmus. Het deel van Wilhelmus kwam daarna toe aan zijn weduwe, dan zijn drie kinderen en vervolgens één van hen, te weten Johanna. Het meest relevant voor dit artikel is echter de cijnspost die afkomstig was de hiervoor genoemde Godefridus, zoon van Mercelius de Beersdonc. Na hem ging het goed over op Marcelius zoon van Johannes de Beersdonck. Dat moet nog vóór 1489 gebeurd zijn. Daarna volgt tijdens deze cijnsperiode een opeenvolgende vererving, die uiteindelijk leidt tot twee lijnen, namelijk die van Arnoldus zoon van Wilhelmus Jodoci (via weduwe IJda, dochter van Marcelius de Beersdonck) enerzijds en die van Petrus de Bersdonck, zoon van Marcelius, anderzijds. Het deel van Arnoldus ging over op zijn 9 kinderen en daarna op Anthonius Johannes Ancelmi. Of het deel van Petrus daarin ook opging, is niet helemaal duidelijk. Wel bolgde het hiervoor genoemde deel van Johannes, zoon van Amelius Thiis, dezelfde weg. Hetzelfde geldt voor de cijnspost van Marcelius, zoon van Johannes de Beersdonck, en het deel van de hiervoor genoemde derde broer Marcelius, zoon van Marcelius. Er lijkt derhalve in deze periode een sterke concentratie van grondbezit in één hand te hebben plaatsgevonden.[4] Uiteindelijk vererfde de cijnspost van Aert Willem Joosten op zijn schoonzoon, Anthonis Jan Anssems, ook genoemd Kuenen.
Een veel preciezere reconstructie van de respectievelijke cijnsposten en hun verervingen is nog noodzakelijk.
Splitsing van de Beersdonk (1600-1798)[bewerken | brontekst bewerken]
Op 22 januari 1632 bekende Peter Anthonis van Boeckel betaald te zijn door de drie kinderen van Anthonis Jan Ansumps, alias Kuenen, voor de verkoop van zijn vierde deel uit de goederen, nagelaten door wijlen zijn vader Anthonis van Boeckel, staande en gelegen op de Beersdonck te Vlierden.[5] Een half jaar later worden de goederen die Anthonis Jan Anssems op de Beersdonk, verkocht. De vier oudste kinderen van Anthonis verkochten, als erfgenamen van hun vader, op 28 september 1632 een hoeve met schuur en schaapskooi, met 36 lopense akkerland en 7 of 8 koeweiden weiland, alsmede 50 eikenbomen en ander houtgewas, aan jonker Everaerdt van Eijck [6] en Willem van den Kerckhove [7]. Goert Peeters was pachter op deze boerderij, de Groote Beerdonck. Tevens verkochten zij een hoeve met huijsinge, bakhuis en schop, 20 eikenbomen en 23 lopense akkerland, genaamd de Cleijn Beerdonck. Anna, weduwe van Matthijs Janssen, was de pachtster.[8] Geertruijt, de weduwe van Willem van den Kerckhove, verkocht haar helft - de andere helft was uiteraard van Van Eijck - op 4 maart 1638 aan jonkheer Adam Bocxen [9] De akte bevat een uitgebreide beschrijving van percelen die tot beide hoeven behoorden.[10]
De beide hoeven, de Grote en de Kleine Beersdonk, vonden we tot voor enkele jaren nog terug in het gebied. De Grote Beersdonk vormde de basis voor de latere boerderijen Heitveldweg 9 en Heitveldweg 11, en uit de Kleine Beersdonk ontstonden de boerderijen Heibergweg 1 en Heibergweg 5.
De hoeve op de Beersdonk komt voor in het cijnsregister van de heren van Helmond: uijt huijs hoff mette aengelegen erffenisse gent de Beersdonck groot ontrent 16 lopense u.l. de gemeijnte a.l. Margriet van Berge ende voorts rakende aen erve Hendrick Peter Welten ende Michiel Cuijpers. Het goed vererfde via Evert van Eijck en Floris soone Evert van Eijck op Clara Heijlwich dochter van Evert van Eijk en daarna op Lodewijck Wilhelm van Wijnbergen (circa 1650 - 1706), kleinzoon van genoemde jonker Everaerdt van Eijck via diens dochter Maria. Ook de nazaten van Adam van Baexen hadden hier nog bezit, maar hun aandeel lijkt in de loop der tijd verdwenen te zijn van de Grote Beersdonk.[11] We volgen daarom de bezitslijn in de familie Van Wijnbergen verder. Toen Lodewijck Wilhelm in 1706 overleed, werd een taxatie van zijn bezit gemaakt. Over Vlierden werd gezegd: Item een huijsinge en erffve tot Vlierden gelegen sijnde de huijsinge omverregewaeijt door den lesten storm windt ende wordt tegenwoordigh hertimmert. Rendeert jaerlijcx aen gelt, aen [...] graenen 10 vaten. 10-0-0. Hier uijt jaerlijcx te vergelden den rente a 6 gulden tien stuijvers, Item alnoch de hellichte van vier gulden jaerlijcx. Item ses vaten rogge jaerlijcx, Item twee gulden tien stuijvers erffchijns jaerlijcx. Ook zijn eigen huis was trouwens niet in al te beste staat.[12]
Na Lodewijck Wilhelm ging het over op zijn dochter Cecilia Mechtildis Josepha van Wijnbergen (1683-1709), weduwe van Assuerus Ferdinandus van Raveschot (1672). Zij hadden geen kinderen, en na hun dood ging de boerderij over op zijn broer Louis François van Raveschot (1667-1711). De boerderij kwam uiteindelijk in handen van Adriana Catharina van Ruelo (1686-1774), weduwe van Louis François en daarna van Cornelis Kraijenhoff (1662-1729). In 1726 verpachtte Van Ruelo haar boerderij in Vlierden, vermoedelijk die op de Achterste Beersdonk, voor 6 jaar aan Dirck Molendijx. Hij volgde daarmee Willem Franssen op. Uit de pachtakte maken we op dat het om een rietgedekte boerderij met wanden van hout, waarschijnlijk een vakwerkconstructie, ging.[13]
Samen met haar dochter Sophia Magdalena van Raveschot verkocht zij op 18 juli 1747 een huis, schuur en stallinge met zijn landerijen aan Judocus van den Heuvel (1715-1786) en zijn zus Cristina van den Heuvel (1719-1793). Hun vader Thomas van den Heuvel (circa 1680 - na 1747) was de pachter van de boerderij. Op basis van deze gegevens vinden we het huis ook terug in de huizenlijsten van Vlierden. Het betreft huis 65, in 1736 nog eigendom van de weduwe Craijenhoff, in 1751 van broer en zus Van den Heuvel, in 1786 van Joost Thomas van den Heuvel en zijn kinderen, in 1791 juist van zijn zus en in 1798 van Dirk Timmermans, zoon van zijn zus. Bewoner na het overlijden van vader Thomas was de familie Timmermans. Op het moment van koop in 1747 stond het eerstvolgende huis, van Vlierden gezien, pas op de Blikhalm.
Twee boerderijen verdwijnen en een nieuwe verschijnt (1750-1843)[bewerken | brontekst bewerken]
Interessant is dat naast Heitveldweg 9 (huis 65) het huis 64 gestaan moet hebben, in 1736 eigendom van Jan Bogaerts en in 1746 van zijn erfgenamen. In 1761 waren de kinderen van Francis van Heugten en Joost Thomas van den Heuvel de eigenaren. Bewoner in 1751 was Willem van Bree. Tussen 1766 en 1771 werd dit pand afgebroken. Alles wijst erop, dat dit huis direct oostelijk van Heitveldweg 9 heeft gestaan. Van het nieuwe huisje 110 dat tussen 1791 en 1798 verschijnt en dat we als Heitveldweg 7 kunnen identificeren, wordt immers gezegd dat het tussen de nummers 63 en 64 stond. Dat betekent dus dat het huis 64, dat tussen 1766 en 1771 dus werd afgebroken, tussen de latere adressen Heitveldweg 7 en Heitveldweg 9 stond, ook aan die zijde van de weg.[14] Tegelijkertijd moet ook naast nummer 64, waar tussen 1791 en 1798 dus nummer 110 (Heitveldweg 7) werd gebouwd, een tweede huisje hebben gestaan: nummer 91. Dit werd tussen 1761 en 1766 gebouwd en was eigendom van Francis Peter Amijs (1766) en later zijn weduwe (1781). Zij bewoonden het ook. In 1798 was het onbewoond.[15] Het lijkt er daarom op, dat nummer 91 en 110 (Heitveldweg 7) tegelijkertijd min of meer op dezelfde plek hebben gestaan, maar zeker is dat laatste niet helemaal.
Waar aan de oostzijde van Heitveldweg 9 druk gebouwd en gesloopt werd in de 18e eeuw, werd aan de westzijde voor langere tijd een nieuw erf gesticht. Op basis van de huizenlijsten van Vlierden kunnen we vaststellen, dat tussen 1751 en 1756 westelijk naast het oude Heitveldweg 9 een nieuwe boerderij met nummer 87 gebouwd moet zijn, Heitveldweg 11. Deze nieuwe boerderij werd gebouwd tussen huis 65 (Heitveldweg 9) en huis 66, het eerstvolgende destijds bestaande huis op de Blikhalm. De volgorde van de beschreven huizen, komend vanuit Vlierden, moet in elk geval 63 - 91 / 110 (Heitveldweg 7) - 64 - 65 (Heitveldweg 9) - 87 (Heitveldweg 11) geweest zijn, waarbij de volgorde van 91 en 110 onduidelijk is. Op de pagina van Heitveldweg 11 beschrijven we deze boerderij verder.
Bij een boedeldeling tussen de kinderen van Joannes Timmermans (1724-1769) en zijn vrouw Christina van den Heuvel (1719-1793) in 1798 viel het huis op de Beersdonk toe aan hun zoon Theodorus Timmermans (1755-1828). Zijn broer Michiel en zus Hendrina verkregen ander bezit van hun ouders. Belendend perceeleigenaar was genoemde Francis van den Heuvel, hun neef. Uit de belendingen van huis en hof op de Beersdonk in de boedeldeling kunnen we voorzichtig opmaken, dat Francis van den Heuvel in 1798 al de voorganger van Heitveldweg 11 bezat, Dirk Timmermans de voorganger van Heitveldweg 9 kreeg en Michiel Timmermans reeds het perceel met zijn huis, het latere Heitveldweg 7, bezat.[16]
Het kadastraal minuutplan uit 1832 geeft voor het eerst een goede topografische weergave van het boerderijcluster. De boerderijen met kadastrale aanduidingen A 444 (voorganger van Heitveldweg 11) en A 443 (voorganger van Heitveldweg 9) stonden enigszins gedraaid van elkaar, maar allebei grofweg met een korte gevel naar het noorden gericht. Tussen A 443 en de weg stond een grote schuur; bij A 444 stond een kleine schuur, juist achter de boerderij. Merkwaardigerwijs waren beide boerderijen eigendom van Francis van den Heuvel, de zoon van de eerder genoemde Joost. Had Dirk Timmermans na 1798 zijn erfdeel aan zijn neef Francis van den Heuvel verkocht? Een aanwijzing in die richting kan zijn dat Dirk op 7 juni 1803 een ontlastbrief voor Bakel voor zijn 3 kinderen ontving. Daarnaast verkocht hij op 16 september 1814 een huisje met grond aan Jan Klerks, zoals hij die in 1799 van de gemeente Vlierden had gekocht. Dat was echter niet Heitveldweg 9 of 11, maar de voorganger van Heitveldweg 28. Mogelijk stichtte hij dit huisje, nadat hij de boerderij die hij had geërfd, had verkocht? Het zijn vooralsnog veel vraagtekens over de periode tussen 1798 en 1832.
De kinderen van Dirk's broer Michael Timmermans (1757-1818) bezaten in 1832 een kleine boerderij op de plek van wat later Heitveldweg 7 zou worden. Mogelijk had hij dit huisje laten op nieuw ontgonnen grond, zoals hij die in 1797 aankocht van het Vlierdense dorpsbestuur.[17] Dat komt overeen met het feit dat volgens de huizenlijsten van Vlierden tussen de huizen 63 en 64 het nieuwe huis 110 werd gebouwd, eigendom van en bewoond door Michiel Timmermans.[18]
Na de dood van Francis werden zijn beide boerderijen in december 1843 verkocht aan de Maatschappij van Welstand, die tot doel had protestantse boeren in Noord-Brabant tot welstand te brengen.
Heitveldweg 9 na 1843[bewerken | brontekst bewerken]
Samen met Heitveldweg 11 werd Heitveldweg 9 in december 1843 verkocht aan de Maatschappij van Welstand, die tot doel had protestantse boeren in Noord-Brabant tot welstand te brengen. Op het latere adres Heitveldweg 9 werd Evert Huizing (1799-1861) als landbouwer geplaatst. De jongste twee kinderen uit zijn tweede huwelijk werden op de Achterste Beersdonk geboren. Zijn broer Geert Harms Huizing (1794-1845) uit Wildervank was tot zijn vroegtijdige dood pachter van de naastgelegen boerderij, het latere Heitveldweg 11.
In 1852 brandden beide boerderijen tot de grond toe af. Zij werden herbouwd volgens een nieuw ontwerp. De nieuwbouw, dit keer in baksteen met pannen, werd gespiegeld aan elkaar rond een middenpad gebouwd. Beide boerderijen vormden als het ware een ruimtelijke eenheid. Deze situatie heeft tot de sloop in 2001 bestaan. De woongedeelten van de langgevelboerderijen waren gesitueerd in het voorste deel, dicht bij de weg. Op 22 april 1863 brandden beide boerderijen nogmaals af, maar werden hersteld.
Evert Huizing en later zijn weduwe Aaltje hadden meerdere meiden op de boerderij. Het betreft onder meer Neeltje Wich (1857), Francisca van Aalst (1858) en kleindochter Hadriana Huizing (1862-1924). Daarnaast werkte Antonie Nelemans (1868-1925) als inwonend herder voor de familie. Toen zoon Herman Huizing (1834-1915) op 20 maart 1861 te Vlierden met Wouterina van der Schans (1839-1914) trouwde, werd de familierelatie tussen de boeren op beide hoeven weer hersteld. Herman nam enkele jaren later de boerderij van zijn schoonouders over, waardoor vanaf nu beide hoeven werden bewoond door een familie Huizing.
De Maatschappij concludeerde gaandeweg dat de boerderijen te ver verwijderd lagen van de voorzieningen voor protestanten in Deurne. Daarom werden beide boerderijen op 28 juli 1881 in het openbaar verkocht. Boerderij B.11, voorheen bekend als B.12, werd verkocht aan Karel Manders (1840-1918). Hij vestigde zich op 24 december 1881 op de boerderij met zijn gezin. In dezelfde week verhuisde Aaltje Harms Baas met haar zoon, nicht en dienstmeid naar Deurne.
Manders bewoonde en bewerkte de boerderij dus vanaf 1881. Hij werd hierbij in 1884 enkele maanden geholpen door dienstknecht Cornelis Martens (1856). In 1915 werd de boerderij overgedaan aan Petrus Antonius Welten (1865-1940), mogelijk in de vorm van verpachting. Manders verhuisde naar wat vermoedelijk later Heibergweg 5 zou worden, namelijk het adres B.8. Enkele jaren later vertrok Welten weer, en werd Manders' zoon Martinus Manders (1874-1959) hoofdbewoner. Hij zou de boerderij tot aan het einde van zijn leven blijven exploiteren, waarna zoon Karel Adrianus Manders (1923-2011) de boerderij van zijn vader overnam. Karel was in 1956 gehuwd met Martina Josepha Manders (1927-2007) en kreeg op de boerderij, die per 1 januari 1955 het adres Brouwhuisweg 9 had gekregen, 3 kinderen. Zij groeiden samen met de kinderen van buurman Marinus van Rooij (1915-2001) op. Karel's broer woonde inmiddels op een boerderij op het latere adres Baleman 3, een zijweg van de Heitveldweg.
In het kader van de ontwikkeling van Bedrijventerrein Zuidoost-Brabant werd de boerderij verkocht aan de gemeente Helmond. De gemeenteraad van Helmond had op 7 november 2000 besloten over te gaan tot aankoop van het perceel kadastraal bekend gemeente Helmond, sectie Z nr. 526, groot 63.40 hectare, met daarop een traditionele boerderij met afhangen, garage, berging en drie opslagruimten, gelegen aan Heitveldweg 9, voor de koopsom van 1.080.000 gulden. Verkopers waren de drie kinderen van de laatste bewoner.[19] In 1999 verhuisden Karel en Tina naar Vlierden. In mei 2001 werd de boerderij vervolgens gesloopt, maar niet vóór een documentatie door de Stichting Historisch Boerderijonderzoek had plaatsgevonden. Op de plaats van deze boerderij staat nu de bedrijfshal van Smurfit Kappa.
Typologie[bewerken | brontekst bewerken]
Inleiding[bewerken | brontekst bewerken]
De boerderij was van het langgeveltype, waarbij de balken grotendeels op de buitengevels rustten. Het woongedeelte bestond oorspronkelijk uit vier delen, met een gang vanaf de voorgevel. Aan de noordzijde lagen de goei kamer en de kelder met opkamer. Aan de zuidzijde lag de woonkeuken (herd). In de laatste fase was het interieur van de boerderij aanmerkelijk beter bewaard gebleven dan dat van de buurman.
Constructie[bewerken | brontekst bewerken]
De constructie van de boerderij was oorspronkelijk identiek aan die van Heitveldweg 11. De draagconstructie was kenmerkend voor een langgevelboerderij. Ankerbalkgebinten ontbraken, en de constructie was in grenenhout uitgevoerd. De balken rustten in het woongedeelte rechtstreeks op de gevels. Bij het bedrijfsgedeelte was dat ook zo bij de voorgevel, maar de oorspronkelijk lagere achtergevel maakte dat daar niet mogelijk. Daarom waren er een standvinken onder geplaatst. De verbinding was met de traditionele pen-gatverbinding gemaakt. De gebintconstructie van de drie achterste gebinten week af van de rest. De draagblak rustte hier op een poer in de voorgevel en wordt ondersteund door twee standvinken. Op de balken rustten spanten, ook in grenen uitgevoerd. Daarop waren grenen gordingen aangebracht. De draagconstructie was een voorbeeld van de overgang van traditionele naar modernere constructiewijzen.
Interieur[bewerken | brontekst bewerken]
Het interieur van Heitveldweg 9 was net als het exterieur beter bewaard gebleven dan dat van de buurman, waarschijnlijk grotendeels omdat er enerzijds nooit een tweede woning in het bedrijfsgedeelte is gebouwd (zoals bij Heitveldweg 11 wel) en in de laatste decennia van zijn bestaan geen moderniseringsslag is doorgevoerd. In het bedrijfsgedeelte waren weliswaar varkensstallen ingebouwd, maar op grond van bouwsporen, gevelindeling en algemene kennis over langgevelboerderijen kunnen we het oorspronkelijke interieur nog reconstrueren. Het bedrijfsgedeelte werd al sinds de bouwtijd door een muur in tweeën verdeeld. Ten noorden van deze muur bevond zich in 2001 achter de voorgevel een kantoortje. Het oostelijke deel was varkensstal. Deze indeling lijkt uit de jaren '60 van de 20e eeuw te dateren. Oorspronkelijk moet hier de koeienstal zijn geweest. Langs de scheidingsmuur met het woongedeelte moet een gang zijn geweest, waar de koeien konden worden gevoerd. In de scheidingsmuur zat een raam, waardoor men vanuit de woonkeuken het vee kon zien. Ook ten zuiden van de scheidingsmuur waren varkensstallen ingebouwd. Het achterste deel moet de wagenberging zijn geweest, met brede wagendeuren in de voorgevel. De dichtgezette brede deeldeuren markeerden de plek waar de deel was. Tussen de deeldeuren en de wagenstalling zal een tasruimte zijn geweest. Het graan werd waarschijnlijk boven het woongedeelte opgeslagen.
Het woongedeelte bestond oorspronkelijk uit 4 vertrekken. Een gang in het westelijke deel ontsloot vanaf de voordeur de vertrekken. Aan de noordzijde moeten de woonkamer (oorspronkelijk: goei kammer) en opkamer zijn geweest. In de noordoosthoek van de woonkamer was het rookkanaal van de overhoeks geplaatste haardpartij. Op de kelder lag een zoldering van een enkelvoudige balklaag. Men heeft hier de toegang naar de opkamer en kelder verwisseld; de oorspronkelijke gemetselde keldertrap was nog zichtbaar. Heitveldweg 11 kende de oorspronkelijke structuur met steile steektrap naar de zolder nog wel. Ten zuiden van deze vertrekken waren oorspronkelijk vermoedelijk de woonkeuken (achter de voorgevel; met schouwpartij) en een vierde vertrek. Deze waren op het laatst tot woonkeuken samengevoegd. Een latei markeerde nog de oorspronkelijke scheidingsmuur. In een recente aanbouw tegen de achtergevel waren de keuken, douche, wc en bergruimte ondergebracht. Op de verdieping waren twee slaapkamers (uit het midden van de 20e eeuw) en een zolderberging.
Exterieur[bewerken | brontekst bewerken]
De voorgevel, de westelijke langsgevel, dateerde nog uit de bouwtijd. In de loop der jaren is vooral de structuur en indeling van de gevel van het bedrijfsgedeelte aangepast. Aan de bouwsporen waren nog de deel- (midden), berging- (zuid) en staldeuren (noord) te herkennen. De twee meest zuidelijke deuren waren met kalkzandsteen verkleind tot een gewone deur met venster. De gietijzeren stalvensters waren allemaal in het metselwerk ingebroken. De oorspronkelijke vensters waren vermoedelijk op dezelfde plekken ingebouwd, maar waren kleiner. Het woongedeelte kende een voordeur met aan weerszijden vensters. De voordeur dateerde uit het derde kwart van de 20e eeuw. Het venster ten noorden ervan dateerde nog uit de bouwtijd. Het venster aan de andere zijde lijkt ooit gewijzigd te zijn.
De gevelindeling van de kopgevel was nog vrijwel oorspronkelijk, op het dichtzetten van het venster aan de westzijde. Het metselverband is hier doorgevoerd over de dichtzetting, wat op grote zorgvuldigheid wijst. Het keldervenster kende ijzeren diefijzers. Langs de randen van de tuitgevel zijn aanwijzingen dat de gevel oorspronkelijk van vlechtingen was voorzien en boven het dakvlak uitstak. In de 20e eeuw zijn die vlechtingen verwijderd.
De achtergevel van het woongedeelte kende een venster uit de jaren '60 en een uitbouw uit dezelfde periode. In tegenstelling tot Heitveldweg 11 lijkt hier oorspronkelijk helemaal geen aanbouw te zijn geweest. In de eerste helft van de 20e eeuw moet een eerste aanbouw geplaatst zijn. Het bedrijfsgedeelte kende later ingehakte deuren. Eén oorspronkelijke deuropening is dichtgezet; hierop was de inscriptie H. Manders 1949 (moet zijn: M. Manders?) aanwezig. De achtergevel moet derhalve grotendeels gesloten zijn, met wellicht kleine vensters ter plaatse van de latere deuropeningen.
De zuidelijke kopgevel, oorspronkelijk blind, was nog intact. Ook hier moeten vlechtingen aanwezig zijn geweest. Tegen de gevel stond een aanbouw van kalkzandsteen, vermoedelijk uit de jaren '60.
Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]
- Henk Beijers en Pieter Koolen – Vlierdens Verleden 721-1926 blz. 173-177
- Luuk Keunen - "De Achterste Beersdonk" in D'n Uytbeyndel nr. 48 blz. 3-6
- André Viersen, Luuk Keunen en Pieter Nouwt - Bouwhistorische verkenning van de boerderijen Heitveldweg 9 en 11 te Helmond (N.-Br.) oktober 2001 (Stichting Historisch Boerderij-Onderzoek)
Bronnen, noten en/of referenties
|