Bewerken van Maria Cornelia Johanna Knies (1860-1940)
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Deze bewerking kan ongedaan gemaakt worden. Hieronder staat de tekst waarin de wijziging ongedaan is gemaakt. Controleer voor het publiceren of het resultaat gewenst is.
Huidige versie | Uw tekst | ||
Regel 24: | Regel 24: | ||
Op 20 mei 1885 kwam ze naar Helenaveen, waar ze de huishoudster en vertrouweling werd van pastoor Bijnen. Er was bij haar komst naar Helenaveen een ronduit slechte verstandhouding tussen de pastoor en de zes kort daarvoor naar het peeldorp gekomen zusters Franciscanessen van Veghel. Weldra werden op de poort tussen de kerk en klooster 's morgens herhaaldelijk anonieme briefjes gevonden met ''minderwaardige zinspelingen'' en spotprenten, gericht tegen de kloostermoeder zuster Agnes. Op een van die briefjes stond zelfs dat zuster Agnes binnen zes weken Helenaveen moest verlaten, anders zou ze door de andere zusters worden gedood. De angst zat er bij zuster Agnes zo diep in dat ze zelfs [[Petrus Johannes Aarts (1867-1918)|veldwachter Aarts]] een nacht in het klooster liet komen om voor haar lijfsbehoud te waken en de eventuele briefjesplakker(s) te kunnen betrappen. De volgende ochtend werd er geen briefje aangetroffen op de poort en men dacht daarmee het bewijs te hebben dat de zusters de schuldigen waren. De werkelijke plakker(s) werd(en) nooit gegrepen, maar de pastoor, zijn meid en de mogelijk ook [[Cornelis Johannes van Teeffelen (1864-1928)|koster Van Teeffelen]] waren de hoofdverdachten. Ze kregen hun zin want zuster Agnes, zuster Cornelia en zuster Virginia werden overgeplaatst. Moeder overste zuster Agnes was volgens een aantal andere zusters weliswaar streng maar werd niet door hen gehaat. | Op 20 mei 1885 kwam ze naar Helenaveen, waar ze de huishoudster en vertrouweling werd van pastoor Bijnen. Er was bij haar komst naar Helenaveen een ronduit slechte verstandhouding tussen de pastoor en de zes kort daarvoor naar het peeldorp gekomen zusters Franciscanessen van Veghel. Weldra werden op de poort tussen de kerk en klooster 's morgens herhaaldelijk anonieme briefjes gevonden met ''minderwaardige zinspelingen'' en spotprenten, gericht tegen de kloostermoeder zuster Agnes. Op een van die briefjes stond zelfs dat zuster Agnes binnen zes weken Helenaveen moest verlaten, anders zou ze door de andere zusters worden gedood. De angst zat er bij zuster Agnes zo diep in dat ze zelfs [[Petrus Johannes Aarts (1867-1918)|veldwachter Aarts]] een nacht in het klooster liet komen om voor haar lijfsbehoud te waken en de eventuele briefjesplakker(s) te kunnen betrappen. De volgende ochtend werd er geen briefje aangetroffen op de poort en men dacht daarmee het bewijs te hebben dat de zusters de schuldigen waren. De werkelijke plakker(s) werd(en) nooit gegrepen, maar de pastoor, zijn meid en de mogelijk ook [[Cornelis Johannes van Teeffelen (1864-1928)|koster Van Teeffelen]] waren de hoofdverdachten. Ze kregen hun zin want zuster Agnes, zuster Cornelia en zuster Virginia werden overgeplaatst. Moeder overste zuster Agnes was volgens een aantal andere zusters weliswaar streng maar werd niet door hen gehaat. | ||
Toen pastoor Bijnen ziek werd en op zijn sterfbed lag, kwam de kapucijn [[pater Cajetanus]] naar Helenaveen om de dienst waar te nemen. Aanvankelijk geloofde die de negatieve verhalen die dienstmeid Kee over de zusters vertelde en was hij erg argwanend naar de nonnen. Tot hij eens een reis maakte met de nieuwe moeder zuster Cecilia, die hem de andere kant van het verhaal vertelde. Vanaf toen was de argwaan niet op de nonnen maar op de dienstmeid gericht. Kee liet niemand tot de zieke pastoor toe, zelfs geestelijke niet, en beheerde de sleutel van de brandkast. Het lukte de pater eens om de brandkast te openen. Hij ontdekte dat er 3000 gulden in de kluis lag en legde daar een van zijn baardharen bij. De volgende dag bleek zijn baardhaar en de 3000 gulden uit de kluis verdwenen. Kort daarop overleed de pastoor en kwam [[Waltherus Dominicus Kerssemakers (1852-1917)|pastoor Kerssemakers]] naar Helenaveen. Hij trof er een grote administratieve warboel aan. Pastoorsmeid Kee verliet de pastorie en ging bij [[Lambertus Jacobus Verhoeven (1839-1911)|Verhoeven]] wonen.<ref>In het bevolkingsregister is deze verhuizing niet geadministreerd.</ref> Daar had Kee laten merken dat ze veel geld had. Verhoeven meldde dit bij de nieuwe pastoor, die de veldwachter en Kee liet optrommelen. Om het geld aan het licht te brengen werd Kee gesommeerd om zich uit te kleden. Ze wilde zich daarvoor terugtrekken naar een ander vertrek maar dat werd niet toegestaan. Ze bleek inderdaad in haar broek een bedrag van 3000 gulden te bewaren. Pastoor Kerssemakers procedeerde over de rechtmatigheid van dit geld tegen Kee maar verloor uiteindelijk het proces, hetgeen hem veel geld kostte.<ref>Van deze procesgang werden nog | Toen pastoor Bijnen ziek werd en op zijn sterfbed lag, kwam de kapucijn [[pater Cajetanus]] naar Helenaveen om de dienst waar te nemen. Aanvankelijk geloofde die de negatieve verhalen die dienstmeid Kee over de zusters vertelde en was hij erg argwanend naar de nonnen. Tot hij eens een reis maakte met de nieuwe moeder zuster Cecilia, die hem de andere kant van het verhaal vertelde. Vanaf toen was de argwaan niet op de nonnen maar op de dienstmeid gericht. Kee liet niemand tot de zieke pastoor toe, zelfs geestelijke niet, en beheerde de sleutel van de brandkast. Het lukte de pater eens om de brandkast te openen. Hij ontdekte dat er 3000 gulden in de kluis lag en legde daar een van zijn baardharen bij. De volgende dag bleek zijn baardhaar en de 3000 gulden uit de kluis verdwenen. Kort daarop overleed de pastoor en kwam [[Waltherus Dominicus Kerssemakers (1852-1917)|pastoor Kerssemakers]] naar Helenaveen. Hij trof er een grote administratieve warboel aan. Pastoorsmeid Kee verliet de pastorie en ging bij [[Lambertus Jacobus Verhoeven (1839-1911)|Verhoeven]] wonen.<ref>In het bevolkingsregister is deze verhuizing niet geadministreerd.</ref> Daar had Kee laten merken dat ze veel geld had. Verhoeven meldde dit bij de nieuwe pastoor, die de veldwachter en Kee liet optrommelen. Om het geld aan het licht te brengen werd Kee gesommeerd om zich uit te kleden. Ze wilde zich daarvoor terugtrekken naar een ander vertrek maar dat werd niet toegestaan. Ze bleek inderdaad in haar broek een bedrag van 3000 gulden te bewaren. Pastoor Kerssemakers procedeerde over de rechtmatigheid van dit geld tegen Kee maar verloor uiteindelijk het proces, hetgeen hem veel geld kostte.<ref>Van deze procesgang werden nog archiefstukken gevonden.</ref> | ||
Kee Knies deed nog een poging om als pastoorsmeid bij Kerssemakers in dienst te komen, maar dat ontlokte hem de uitspraak: "Nog niet, al brengt ze iedere dag 1000 gulden mee".<ref>De verwikkelingen rond pastoor Bijnen, Kee Knies en de Helenaveense zusters werden in maart 1945 door zuster Hendrina in het [[memoriaal van de zusters van Helenaveen]] geschreven. Ze had het vernomen van zuster Scholastica ''die dit alles heeft meegemaakt. Zuster Scholastica is een eerlijk, onpartijdig en betrouwbaar mens''. Zo schreef ze erbij.</ref> | Kee Knies deed nog een poging om als pastoorsmeid bij Kerssemakers in dienst te komen, maar dat ontlokte hem de uitspraak: "Nog niet, al brengt ze iedere dag 1000 gulden mee".<ref>De verwikkelingen rond pastoor Bijnen, Kee Knies en de Helenaveense zusters werden in maart 1945 door zuster Hendrina in het [[memoriaal van de zusters van Helenaveen]] geschreven. Ze had het vernomen van zuster Scholastica ''die dit alles heeft meegemaakt. Zuster Scholastica is een eerlijk, onpartijdig en betrouwbaar mens''. Zo schreef ze erbij.</ref> |