Bewerken van Lubertus Hendrik Baas (1794-1871)
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Deze bewerking kan ongedaan gemaakt worden. Hieronder staat de tekst waarin de wijziging ongedaan is gemaakt. Controleer voor het publiceren of het resultaat gewenst is.
Huidige versie | Uw tekst | ||
Regel 4: | Regel 4: | ||
| tekst = | | tekst = | ||
| volledige naam = Lubertus Hendrik Baas | | volledige naam = Lubertus Hendrik Baas | ||
| roepnaam = | | roepnaam = Lubbert | ||
| geboorteplaats = Wildervank | | geboorteplaats = Wildervank | ||
| geboortedatum = | | geboortedatum = 17 oktober 1794 | ||
| overl.plaats = Deurne | | overl.plaats = Deurne | ||
| overl.datum = 25 september 1871 | | overl.datum = 25 september 1871 | ||
| partner(s) = [[Wilhelmina Derksen ( | | partner(s) = [[Wilhelmina Derksen (circa 1791-1838)]] | ||
| beroep(en) = marechaussee, veldwachter | | beroep(en) = marechaussee, veldwachter | ||
}} | }} | ||
'''Lubertus | '''Lubertus (Lubbert) Hendrik Baas (1794-1871)''' was aanvankelijk marechaussee in Asten en vanaf 1837 veldwachter in [[Deurne]]. Zijn vrouw was hier enige tijd [[vroedvrouw]]. | ||
==Gezin== | ==Gezin== | ||
Hij werd op 17 oktober 1794 te Wildervank geboren als zoon van Hendrik Lubbert Baas en Mietje Geerts. Hij huwde op een onbekende plaats en tijdstip met [[Wilhelmina Derksen (circa 1791-1838)|Wilhelmina Derksen]] (Zutphen circa 1791 - Deurne 14 november 1838), dochter van Hermanus Derksen en Helena Vermaes. Uit dit huwelijk werden minstens de volgende kinderen geboren: | |||
Hij huwde op een onbekende plaats en tijdstip met Wilhelmina Derksen | |||
Uit dit huwelijk werden minstens de volgende kinderen geboren: | |||
# Henderikus, (Oldenzaal 1 maart 1828 - Oldenzaal 5 juni 1828). | # Henderikus, (Oldenzaal 1 maart 1828 - Oldenzaal 5 juni 1828). | ||
# Maria, (Asten 14 januari 1830 - Deurne 14 oktober 1887) | # Maria, (Asten 14 januari 1830 - Deurne 14 oktober 1887); zij huwde op 9 mei 1854 te Deurne met de commies [[Pieter Elsing (1821-1896)]]. | ||
# Juliana, (Asten 27 januari 1831 - Asten 27 januari 1831) | # Juliana, (Asten 27 januari 1831 - Asten 27 januari 1831) een uur oud. | ||
==Dochter wordt protestant== | |||
Lubbert Baas was Nederlands-hervormd en zijn vrouw katholiek. Hun dochter Maria was katholiek gedoopt en zou ook katholiek worden opgevoed. Maar na het overlijden van zijn vrouw veranderde de situatie. Hij probeerde, daartoe ook aangemoedigd door de predikant, zijn dochter ''met veel voorzichtigheid, zachtmoedigheid en overleg en zonder enige dwang'' over te halen naar het protestantse geloof wat uiteindelijk ook gebeurde. Dat was een aktie die bij de katholieke Deurnese gemeenschap, en zeker bij de buren van veldwachter Baas, niet in goede aarde viel. Als hij afwezig was benaderden ze haar en probeerden ''door beloften, bedreigingen en schrikbeelden de ontluikende hoop des vaders te verijdelen''. Daarop besloot Baas om het meisje gedurende een jaar ver van huis in de kost te doen bij protestantse vrienden die haar in de ''grondbeginselen der Christelijke Hervormde leer'' onderwezen. In september 1842 keerde ze terug naar haar vader, ging met hem naar de protestantse diensten, las met hem regelmatig de bijbel en volgde meerdere keren per week de catechisatie. Ze vermeed iedere omgang met katholieken en beantwoordde hun hatelijke opmerkingen met een medelijdende blik en verstandig stilzwijgen, aldus het relaas dat over deze zaak in de classis van Peel- en Kempenland werd opgetekend.<ref>In een verslag van 7 januari 1843 van de protestantse gemeente Deurne aan de Classis van Peel- en Kempenland wordt over Baas het volgende vermeld: ''Alleen verdient vermelding dat de Roomschen, met name de leden van de gemeenteraad, uit verbittering tegen den veldwachter Baas wegens den vroegeren overgang van zijne dochter tot onze gemeente tot dadelijkheden is overgeslagen, zoo door hem in eene procedure te verwikkelen waarin hij echter heeft getriumpheerd als door hem bij herhaling als onbekwaam en nalatig in zijn functie aan te klagen bij den gouverneur, die bij de doorslaande bewijzen van het tegendeel eervol heeft gehandhaafd terwijl men hem bovendien het billijk loon verkort aan zijnen post verbonden. Het op deze wijze dat men dien braven man zocht te verjagen door hem het leven zoo veel mogelijk te verbitteren.''Archief Classis van Peel- en Kempenland BHIC toegangsnummer 258 inv.nr. 97 stuk nr. 148<br>Een uitvoerig verslag over de overgang van Maria Baas naar het protestantisme is opgetekend in de vergadering van 26 februari 1843, idem inv.nr. 97 stuk nr. 47</ref> | |||
Lubbert Baas was Nederlands-hervormd en zijn vrouw katholiek. Hun dochter Maria was katholiek gedoopt en zou ook katholiek worden opgevoed. Maar na het overlijden van zijn vrouw veranderde de situatie. Hij probeerde, daartoe ook aangemoedigd door de predikant, zijn dochter ''met veel voorzichtigheid, zachtmoedigheid en overleg en zonder enige dwang'' over te halen naar het protestantse geloof wat uiteindelijk ook gebeurde. Dat was een | Op 30 maart 1845 werd Maria Baas, in tegenwoordigheid van den ouderling W.H. van Ravesteijn, aangenomen tot lid van de protestantse gemeente. Ze vertrok na haar huwelijk in 1854 naar met haar man naar Sint-Oederode en keerde in 1867 weer terug naar Deurne.<ref>RHCe Archief Hervormde Gemeente Deurne Kerkeraad toegangsnummer 13162 inv.nr. 15</ref> | ||
Op 30 maart 1845 werd Maria Baas, in tegenwoordigheid van den ouderling W.H. van Ravesteijn, aangenomen tot lid van de protestantse gemeente. Ze vertrok na haar huwelijk in 1854 naar met haar man naar Sint- | |||
Hij was diaken toen op 6 april 1854 Geertruida van der Schans, Adriana van Kampen en [[Herman Huizingh (1834-1915)|Herman Huizing]] na afgelegde geloofsbelijdenis werden aangenomen als lid van de protestantse gemeente. | Hij was diaken toen op 6 april 1854 Geertruida van der Schans, Adriana van Kampen en [[Herman Huizingh (1834-1915)|Herman Huizing]] na afgelegde geloofsbelijdenis werden aangenomen als lid van de protestantse gemeente. | ||
Hij was ouderling toen op 23 maart 1858 de geloofsbelijdenis werd gedaan door [[Andries Huizing (189-1920)|Andries Huizing]], Peter van Kampen en Wouterina van der Schans. | |||
Hij was | |||
==Carrière== | ==Carrière== | ||
Zijn eerste op papier vastgelegde kennismaking met Deurne was op 10 september 1830 toen hij, als marechaussee te Asten, hier een onderzoek moest komen verrichten en rapport opmaken van de zelfdoding van de 32-jarige krankzinnige Maria Brunas. | Voordat Lubbert Baas in 1837 naar Deurne kwam diende hij eerst twaalf jaar bij het regiment curassiers en daarna 10 jaar bij het korps Koninklijke Marechaussee. Zijn eerste op papier vastgelegde kennismaking met Deurne was op 10 september 1830 toen hij, als marechaussee te Asten, hier een onderzoek moest komen verrichten en rapport opmaken van de zelfdoding van de 32-jarige krankzinnige Maria Brunas. | ||
Toen er in januari 1837 in Deurne een tweede veldwachter nodig werd omdat de oude nog in functie zijnde veldwachter [[Nicolaas Delsperger (1769-1838)|Nicolaas Delsperger]] vanwege lichaamsgebreken niet meer helemaal voldeed, solliciteerde Lubbert Baas met succes naar deze betrekking. Hij kon vanuit zijn oude betrekking als marechaussee te paard, waaruit hij vrijwillig ontslag had genomen, gunstige papieren van zijn overste, de luitenant-kolonel der koninklijke marechaussee, overleggen aangaande zijn zedelijk gedrag gedurende zijn diensttijd. Het feit dat zijn vrouw bevoegd was tot het uitoefenen van de verloskunde speelde daarbij ook een positieve rol. Met een jaarsalaris van 130 gulden mocht hij in Deurne beginnen. Zijn tegenkandidaat, de [[Vlierden]]se veldwachter [[Johan Martin Derx ( | Toen er in januari 1837 in Deurne een tweede veldwachter nodig werd omdat de oude nog in functie zijnde veldwachter [[Nicolaas Delsperger (1769-1838)|Nicolaas Delsperger]] vanwege lichaamsgebreken niet meer helemaal voldeed, solliciteerde Lubbert Baas met succes naar deze betrekking. Hij kon vanuit zijn oude betrekking als marechaussee te paard, waaruit hij vrijwillig ontslag had genomen, gunstige papieren van zijn overste, de luitenant-kolonel der koninklijke marechaussee, overleggen aangaande zijn zedelijk gedrag gedurende zijn diensttijd. Het feit dat zijn vrouw bevoegd was tot het uitoefenen van de verloskunde speelde daarbij ook een positieve rol. Met een jaarsalaris van 130 gulden mocht hij in Deurne beginnen. Zijn tegenkandidaat, de [[Vlierden]]se veldwachter [[Johan Martin Derx (1770-1846)|Johan Martin Derx]], moest zich tevreden blijven stellen met 100 gulden jaarlijks in Vlierden.<br> | ||
Op 28 februari 1837 werd hij door de Deurnese gemeenteraad aangesteld en op 9 maart volgde zijn officiële benoeming door de gouverneur. Op 1 april 1837 leverde hij zijn attestatie van lidmaatschap in bij de kerkenraad van de hervormde gemeente. | Op 28 februari 1837 werd hij door de Deurnese gemeenteraad aangesteld en op 9 maart volgde zijn officiële benoeming door de gouverneur. Op 1 april 1837 leverde hij zijn attestatie van lidmaatschap in bij de kerkenraad van de hervormde gemeente. | ||
Regel 57: | Regel 41: | ||
Nog in die zelfde maand wilden de Deurnese bestuurders van hun veldwachter Baas af. Diens oude collega Delsperger was inmiddels al ruim vier jaar overleden en hij moest in zijn eentje de orde in de zeer uitgestrekte [[gemeente Deurne en Liessel]] handhaven. Er was door de districtscommissaris in het verleden herhaaldelijk bij de Deurnese bestuurders erop aangedrongen dat er een tweede veldwachter zou worden aangesteld maar dat vond men niet nodig en geldverspilling. Nu drongen diezelfde dorpsbestuurders er op aan dat hij ontslagen zou worden omdat hij zijn plicht niet goed zou vervullen. Zij formuleerden hun klacht als volgt: | Nog in die zelfde maand wilden de Deurnese bestuurders van hun veldwachter Baas af. Diens oude collega Delsperger was inmiddels al ruim vier jaar overleden en hij moest in zijn eentje de orde in de zeer uitgestrekte [[gemeente Deurne en Liessel]] handhaven. Er was door de districtscommissaris in het verleden herhaaldelijk bij de Deurnese bestuurders erop aangedrongen dat er een tweede veldwachter zou worden aangesteld maar dat vond men niet nodig en geldverspilling. Nu drongen diezelfde dorpsbestuurders er op aan dat hij ontslagen zou worden omdat hij zijn plicht niet goed zou vervullen. Zij formuleerden hun klacht als volgt: | ||
:''De ondergetekende assessoren en leden van het gemeentebestuur van Deurne Liessel verklaren bij deze dat bij hen menigvuldige klachten van plichtsverzuim tegen de veldwachter Baas zijn ingekomen en wel voornamelijk wegens het weinig surveilleren op de bedelarij en het hoeden en weiden van schapen en hoornvee op eens andere eigendommen, als ook over het groot verzuim van toezicht over het steken en weghalen van groestussen van de gemeente’s weide. Deurne 30 december 1842<br>Ondertekend door G. van Homberg, [[Johannes van Eijck (1787-1865)|J. van Eijk]], [[Gabriel Frederik de Martines (1806-1880)|G.F. de Martines]], [[Henricus van Haendel (1788-1869)|H. van Haandel]], [[Joannes Matheus Goossens (1795-1876)|H. Goossens]], [[Henricus Verberne (1780-1846)|H. Verberne]] en [[Johannes Valentinus van | :''De ondergetekende assessoren en leden van het gemeentebestuur van Deurne Liessel verklaren bij deze dat bij hen menigvuldige klachten van plichtsverzuim tegen de veldwachter Baas zijn ingekomen en wel voornamelijk wegens het weinig surveilleren op de bedelarij en het hoeden en weiden van schapen en hoornvee op eens andere eigendommen, als ook over het groot verzuim van toezicht over het steken en weghalen van groestussen van de gemeente’s weide. Deurne 30 december 1842<br>Ondertekend door G. van Homberg, [[Johannes van Eijck (1787-1865)|J. van Eijk]], [[Gabriel Frederik de Martines (1806-1880)|G.F. de Martines]], [[Henricus van Haendel (1788-1869)|H. van Haandel]], [[Joannes Matheus Goossens (1795-1876)|H. Goossens]], [[Henricus Verberne (1780-1846)|H. Verberne]] en [[Johannes Valentinus van Griesven (1806-1850)|J. van Grunsven]]. | ||
Behalve met zijn geboekstaafde bewering dat hij in deze wel degelijk een flink aantal processen-verbaal had opgemaakt, verdedigde hij zich als volgt: | Behalve met zijn geboekstaafde bewering dat hij in deze wel degelijk een flink aantal processen-verbaal had opgemaakt, verdedigde hij zich als volgt: | ||
Regel 71: | Regel 55: | ||
Twee maanden na zijn ontslag diende hij bij de gemeente een verzoek in om uitbetaling van het [[schutgeld]], waarop hij recht meende te hebben. Bij zijn aanstelling zou hem dat door het gemeentebestuur zijn toegezegd. Tijdens zijn actieve dienst had hij daar nooit aanspraak op gemaakt en de gemeente weigerde nu om zijn verzoek te honoreren. Baas specificeerde zijn verzoek als volgt: | Twee maanden na zijn ontslag diende hij bij de gemeente een verzoek in om uitbetaling van het [[schutgeld]], waarop hij recht meende te hebben. Bij zijn aanstelling zou hem dat door het gemeentebestuur zijn toegezegd. Tijdens zijn actieve dienst had hij daar nooit aanspraak op gemaakt en de gemeente weigerde nu om zijn verzoek te honoreren. Baas specificeerde zijn verzoek als volgt: | ||
*12 december 1838 van Antonie Kuijpers een rund ƒ 1,25 | *12 december 1838 van Antonie Kuijpers een rund ƒ 1,25 | ||
*12 december 1838 van [[Antonius | *12 december 1838 van [[Antonius Seijkens (1796-1869)|Antonie Seijkens]] twee runderen ƒ 2,50 | ||
*12 december 1838 van Dirk Hobergen een rund ƒ 1,25 | *12 december 1838 van Dirk Hobergen een rund ƒ 1,25 | ||
*6 april 1842 van Peter Jacobs twee runderen ƒ 2,50 | *6 april 1842 van Peter Jacobs twee runderen ƒ 2,50 | ||
Regel 91: | Regel 75: | ||
==Financiële transacties== | ==Financiële transacties== | ||
Ondanks zijn karige salaris als marechaussee was hij zeker niet onbemiddeld. Op oudejaarsdag 1838 kon hij zelfs een kapitaal bedrag van 1000 gulden uitlenen aan Paulus Kusters uit Someren en nog geen twee jaar later nog eens 260 gulden aan de weduwe Rijnen-de Leeuw, eveneens uit Someren. | Ondanks zijn karige salaris als marechaussee was hij zeker niet onbemiddeld. Op oudejaarsdag 1838 kon hij zelfs een kapitaal bedrag van 1000 gulden uitlenen aan Paulus Kusters uit Someren en nog geen twee jaar later nog eens 260 gulden aan de weduwe Rijnen-de Leeuw, eveneens uit Someren. | ||
Op 7 januari 1841 kocht hij van [[Godefridus Knapen (1802-1880)|Godefridus Knapen]] een huis in Deurne met | Op 7 januari 1841 kocht hij van [[Godefridus Knapen (1802-1880)|Godefridus Knapen]] een huis in Deurne met 3718 m² grond voor 275 gulden. Het huis stond waar tegenwoordig de [[Peppel]] is, Op het goed rustte wel de verplichting dat de eigenaar jaarlijks een bepaalde hoeveelheid rogge afdroeg aan de armentafel van Helmond. | ||
Op 6 maart 1843 kocht hij bij een openbare verkoop van de kinderen van [[Arnoldus Aarts (1777-1837)|Arnoldus Aarts]] de volgende goederen | Op 6 maart 1843 kocht hij bij een openbare verkoop van de kinderen van [[Arnoldus Aarts (1777-1837)|Arnoldus Aarts]] de volgende goederen | ||
Regel 108: | Regel 93: | ||
*een weiland van 7.560 m² voor 96 gulden. | *een weiland van 7.560 m² voor 96 gulden. | ||
Op 13 en 14 juli 1847, 19 juli 1849 | Op 13 en 14 juli 1847, 19 juli 1849 en 19 juli 1851 pachtte hij een aantal klampen tienden te Deurne. | ||
Op 4 december 1848 kocht hij van de erfgenamen van [[Petrus van de Kerkhof (1769-1834)|Peter van de Kerkhof]] | Op 4 december 1848 kocht hij van de erfgenamen van [[Petrus van de Kerkhof (1769-1834)|Peter van de Kerkhof]] | ||
Regel 116: | Regel 101: | ||
Op 20 augustus 1849 kocht hij van de kinderen van [[Joannes Martens (1771-1849)|Jan Martens]] een akker van 1.960 m² voor 40 gulden. | Op 20 augustus 1849 kocht hij van de kinderen van [[Joannes Martens (1771-1849)|Jan Martens]] een akker van 1.960 m² voor 40 gulden. | ||
Op 21 januari 1851 kocht hij van [[Jacobus van Bommel (1826-1883)|Jacobus van Bommel]] een akker voor 48 gulden. | Op 21 januari 1851 kocht hij van [[Jacobus van Bommel (1826-1883)|Jacobus van Bommel]] een akker voor 48 gulden. | ||
Regel 139: | Regel 122: | ||
Op 6 februari 1855 kocht hij van de kinderen en erfgenamen van Maria Bertrams, de weduwe van [[Joannes van Boemel (1793-1795)|Jan van Bommel]] en Peter Adriaans, een akker bij de [[Waterweg]] van 980 m² voor 50 gulden en een akker van 1750 m² voor 90 gulden. De eerstgenoemde akker lag ongeveer ter hoogte waar de [[Amstel]] overgaat in de [[Hagelkruisweg]]. De tweede akker lag aan de [[Peelstraat]] waar later het hoenderpark van [[Gerrit Ugen (1885-1967)|Gerrit Ugen]] was. | Op 6 februari 1855 kocht hij van de kinderen en erfgenamen van Maria Bertrams, de weduwe van [[Joannes van Boemel (1793-1795)|Jan van Bommel]] en Peter Adriaans, een akker bij de [[Waterweg]] van 980 m² voor 50 gulden en een akker van 1750 m² voor 90 gulden. De eerstgenoemde akker lag ongeveer ter hoogte waar de [[Amstel]] overgaat in de [[Hagelkruisweg]]. De tweede akker lag aan de [[Peelstraat]] waar later het hoenderpark van [[Gerrit Ugen (1885-1967)|Gerrit Ugen]] was. | ||
Op 5 september 1855 kocht hij, als lasthebber van [[Johannes van Horick (1807-1863)|Johannes van Horik]], van Francisca Koppens, de vrouw van [[Wilhelmus van Dinther (1816-1893)|Willem van Dinther]] een akkervan 2.030 m² voor 220 gulden. Voor zichzelf kocht hij een akker met weiland aan de [[ | Op 5 september 1855 kocht hij, als lasthebber van [[Johannes van Horick (1807-1863)|Johannes van Horik]], van Francisca Koppens, de vrouw van [[Wilhelmus van Dinther (1816-1893)|Willem van Dinther]] een akkervan 2.030 m² voor 220 gulden. Voor zichzelf kocht hij een akker met weiland aan de [[Milhezerdijk]] voor 260 gulden. | ||
Op 11 december 1855 kocht hij van [[Johannes Hesemans (1810-1881)|Johannes Hesemans]] een weiland van 2.100 m² voor 100 gulden. | Op 11 december 1855 kocht hij van [[Johannes Hesemans (1810-1881)|Johannes Hesemans]] een weiland van 2.100 m² voor 100 gulden. | ||
Regel 149: | Regel 132: | ||
Op 12 september 1858 leende hij 500 gulden aan de Deurnese landbouwer [[Antonius van Horick (1793-1870)|Antonius van Horik]], die daarvoor zijn boerderijtje als hypotheek stelde. | Op 12 september 1858 leende hij 500 gulden aan de Deurnese landbouwer [[Antonius van Horick (1793-1870)|Antonius van Horik]], die daarvoor zijn boerderijtje als hypotheek stelde. | ||
Op 7 december 1858 kocht als lasthebber van Hendricus Jacobs voor 130 gulden een huis met 473 m² grond op de | Op 7 december 1858 kocht als lasthebber van Hendricus Jacobs voor 130 gulden een huis met 473 m² grond op de Grote Bottel. | ||
{{Appendix}} | {{Appendix}} |