Rabo-clubsupport leverde dit jaar 765,88 euro op. Allen die op ons stemden hartelijk dank! Iedere eerste maandag- en woensdagochtend van de maand van 10 tot 12 uur kunt u ons bezoeken in het heemhuis |
De Brembos
De(n) Bre(e)mbos(ch) was de naam van een aantal akkers aan de huidige Oude Torenweg in Vlierden.
Vanouds had de eigenaren van deze akker de verplichting om jaarlijks rogge aan de gemeine priesters van Helmond te betalen. Die verplichting gold in ieder geval nog bij de vrede van Münster in 1648. De Brembos besloeg toen meerdere percelen en was dus zeker groter dan op bijgaand kaartje is aangegeven. Eigenaren in 1648 waren Lambert Willems, Willem Hendrick Ghielens en het minderjarig kind Frans Theunis Willems. De twee eerstgenoemden moesten ieder vijf vaten rogge en een spint betalen en laatstgenoemde drie vaten rogge en een half spint.[1]
De vroegste vermelding van dit toponiem is in het cijnsboek van de hertog van Brabant van 1418. Reijner, de zoon van wijlen Peter van Merenvoert, en Johannes, de zoon van heer Johannes vander Cold, (optredend) voorJohannes, de zoon van Johannes Ducen, moesten een cijns van drie nieuwe denariën betalen.
Op 10 januari 1446 verkocht Reiner van den Ravenacker aan Jan Willemszoon van Gerwen een erfpacht van drie malder rogge, te leveren te Vlierden uit een akker genaamd de Breembosch in de parochie Deurne en het gerecht van Vlierden en uit een akker, genaamd dat Borgelken, die aan een van de (korte) einden aan de Brembosch en aan het andere einde aan goed van het klooster Binderen grensde .
Op 6 maart 1486 verkocht Jan Spaen, de weduwnaar van Mechteld van Gerwen, krachtens testament de genoemde drie malder rogge aan Gijsbrecht Goessen.
Bij een erfdeling op 29 april 1505 tussen Michiel, de zoon van wijlen Marten van Luchen en Luijtgard Michiel van Aerle, en zijn zwagers Emont van der Rijppelberch, gehuwd met Belen, en Jan Jan Zwerts, die men Van der Hoeve noemde, gehuwd met Margriet, ontving Jan onder meer de helft van drie mud rogge die Henric, de natuurlijke zoon van wijlen Reinder van Ravenacker moest gelden uit een akker genaamd de Breembosch.
In een cijnsregister van de heerlijkheid Rixtel, dat rond 1528 werd aangelegd, is sprake van een cijns die Frans Colen moest betalen uit een akker van wijlen Bruijsten van den Schoetecker, gelegen bij Breembosch.[2]
Ook in het cijnsboek van de heer van Helmond, dat in 1644 startte, staat onder post nummer 79 vermeld dat er cijnsplicht was op een akker genaamd den Breembosch, groot 1 lopense, die achtereenvolgens eigendom was van de vijf kinderen van Gort Clynck, Lambert Willem Dirckx Verschout, diens weduwe Jenneke met vier kinderen en twee kleinkinderen, de twee kinderen, later een kind, van Heijlke de dochter van Lambert Verhaseldonck en tenslotte Handerske, de dochter van Frans Tijs Willem Tijssen, gehuwd met Gerrit Eijmerts van Loon.
Op 3 april 1719 verkochten Jan en Joost, de zonen van Jan Arts de coopman, en Jan van Steensel aan Cornelis Simons van de Kerckhof een akker in Vlierden, gemeijntelijck genaemt den Breembos, groot circa 5 copsaet, begrensd door de ene zijde Anthonis Joseph Verdeuseldonck, de andere zijde de landtshoeve de Kerckhof, het ene einde Anthony Huijbert Smidts en het andere einde de Hagelcruijswech. De verkopers hadden het goed verkregen van Jan Joosten coopmans zaliger. Op het goed rustte een jaarlijkse zijns van 1 gulden 18 stuivers en 6 penningen aan rentmr. des Tombes, nog eens 5 stuivers aan genoemde rentmeester en 1 duit grondgewinchijns aan de heer van Vlierden.
In het maatboek van Vlierden van 1792 wordt den Breembos twee keer vermeld, namelijk onder de nummers 449 en 450, twee percelen teulland die grensden aan de Capelweg[3] en eigendom waren van respectievelijk de heer F.J.M. d'Aumerie en de weduwe van Arnoldus Verdeuseldonk.
Bronnen, noten en/of referenties
|